Varkenshouderij
heeft hogere
opbrengstprijs
nodig
Varkenshouderij
Op dit moment heeft de
Nederlandse varkenshouderij
een goede positie ten
opzichte van de concurrentie
in andere landen van de EG.
Dat is meer te danken aan
een laag kostprijsniveau dan
aan hoge opbrengstprijzen,
wordt geconstateerd in het
onlangs verschenen
Rabobank-rapport 'Visie op
Varkenshouderij'. Nu de
kosten zullen toenemen
- vooral ook door regel
geving van de Nederlandse
overheid - dient alle
aandacht te worden gegeven
aan mogelijkheden om de
opbrengstprijzen te verhogen.
De varkenshouderij in de landen
van de Europese Gemeenschap is van
oudsher verspreid over vele gemengde
bedrijven en bedrijfjes. Enkele regio's
hebben zich sinds enkele decennia
weten te ontwikkelen tot belangrijke
concentratiegebieden voor de varkens
houderij. Zuid- en Oost-Nederland vor
men de belangrijkste concentratiege
bieden binnen de EG. Andere gebie
den met veel varkens zijn Vlaanderen,
Bretagne, Noord-Duitsland, Denemar
ken, Catalonië en het gebied rond Bar-
celona.
De meeste varkenshouders in de
EG werken voor de lokale markt. Bin
nen de Gemeenschap zijn alleen Ne
derland, Denemarken en België netto-
exporterende landen. Ook het nieuwe
Duitsland moet per saldo nog varkens
vlees importeren om aan zijn behoefte
te kunnen voldoen. Voor Nederland
geldt dat de exportpositie en de groei
in de varkenshouderij duidelijk tot
stand zijn gekomen door een laag
kostprijsniveau.
De lage kostprijs in Nederland is
aan enkele factoren te danken. Ten
eerste is de varkenshouderij gespecia
liseerd en gemiddeld genomen groot
schaliger dan in andere landen van de
EG, terwijl ze desondanks overwegend
uit gezinsbedrijven bestaat. Vooral de
specialisatie en schaalvergroting in de
zeugenhouderij in Nederland is ken
merkend. Grote en gespecialiseerde
bedrijven halen doorgaans betere
technische resultaten dan kleine, veel
al gemengde bedrijven. Vaak komt dat
door de bedrijfsuitrusting, die juist op
gespecialiseerde bedrijven het meest
adequaat is. Bovendien behoren de
technische resultaten van de grote be
drijven in ons land gemiddeld in de EG
tot de betere.
De ontwikkeling van de varkens
houderij in Nederland kon tot stand ko
men door de combinatie van onderne
merszin, onderwijs- en voorlichtingsac
tiviteiten en goedkoop veevoer. De le
vering van goedkoop voer is mogelijk
door een uitstekende structuur van de
mengvoerindustrie en de ligging aan
waterwegen die de aanvoer van vee-
voergrondstoffen vergemakkelijkt. Ook
het EG-beleid inzake graanprijzen en
invoer van graansubstituten speelt
hierbij een rol.
Elders meer grondgebonden
In de andere varkensgebieden wor
den de voerkosten gedrukt door het
gebruik van zelf verbouwd veevoer. De
varkenshouderij is in deze gebieden
ook veel meergrondgebonden. Daar
komt bij dat in een aantal landen, zoals
Denemarken en Duitsland, de wetge
ving de uitoefening van de varkens
houderij als grondgebonden activiteit
stimuleert. Op zichzelf vormt die
grondgebondenheid een reden voor
een geringere dichtheid van varkens in
deze buitenlandse gebieden. De
grondgebondenheid legt echter wel
een grens aan de uitbreidingsmogelijk
heden.
In Denemarken kan men door een
combinatie van mengvoer en zelfver-
bouwd voer de voerkosten erg laag
houden. Dat is voor een exporterend
land -net als bij Nederland- belangrijk.
In Denemarken is de varkenshouderij
ook modern; bovendien is daar sprake
van een relatief goede gezondheidssi
tuatie. Een nadeel in Denemarken zijn
de hoge rentekosten.
Het grote verschil tussen Denemar
ken en Nederland wordt echter ge
vormd door de opbrengstprijzen. De
grafiek 'Vleesvarkensprijzen' laat zien
dat de prijzen in de diverse EG-landen
flink uiteen lopen. De producenten in
de exporterende landen hebben ten
opzichte van de producenten in de im-
portlanden zelf in elk geval het nadeel
van de transportkosten. Bovendien zijn
de lokale producenten en de lokale
handel beter op de hoogte van de
plaatselijke marktgebruiken. Daardoor
hebben ze een voorsprong op impor
teurs, die om de lokale producent te
verdringen een beter of goedkoper
produkt moeten aanbieden.
Het voorgaande is echter geen ver
klaring voor de prijsverschillen tussen
de netto-exporterende landen onder
ling. De hogere prijs in België wordt
voor een groot deel bepaald doordat
varkens met een andere karkassamen
stelling en van een ander type gehou
den worden. Dat de prijs in Denemar
ken hoger ligt dan in Nederland, komt
met name door een sterke positie van
de slachtsector. In Denemarken heb
ben acht slachterijen (waarvan zeven
coöperaties) de gehele markt in han
den. Bovendien wordt een groter deel
9 Rabobank 11/90