Met de typering 'ruw weer' gaf één
der fractieleiders in de Tweede Kamer
aan dat hij een verslechtering van het
economisch tij verwacht. Nu doen poli
tici dat weieens meer als zij politieke
tegenstanders wind uit de zeilen willen
nemen. Al naar gelang de politieke
voorkeur kan dan scherper over stuur
boord of bakboord gezeild worden.
De vraag is evenwel of er werkelijk
sprake is van 'weersverslechtering' en
zo ja: wat betekent zulks voor de
bank? Het getuigt immers van prudent
beleid om bij weersverandering op tijd
de koers bij te stellen en/of de zeilen
bij te zetten danwel te reven.
In de Verenigde Staten en ook in
het Verenigd Koninkrijk is de conjunc
tuuromslag duidelijk merkbaar. Met
name in de VS wordt dagelijks gespro
ken over recessie en bij een groei van
het bruto nationaal produkt van circa
1% is dat begrijpelijk. De groei van de
consumptieve bestedingen en van de
woningbouw is sterk teruggelopen.
Ook de overheid kampt nog steeds
met grote tekorten. Door de spaar
bankcrisis is deze tekortsituatie sterk
vergroot. De inflatie is beduidend ho
ger dan in Nederland en het is begrij
pelijk dat de monetaire autoriteiten een
krap monetair beleid voorstaan. De ho
gere rente en de slechte gang van za
ken in sommige economische sectoren
bedreigen zelfs bepaalde Amerikaanse
banken. Met name die banken die re
latief veel geleend hebben aan grote
ondernemingen met weinig weer
standsvermogen en aan de onroerend
goedsector maken thans moeilijke tij
den door. De conjunctuurgevoeligheid
van deze banken is onevenredig groot
geworden, misschien zelfs te groot.
Ook het Verenigd Koninkrijk maakt
in conjunctureel opzicht mindere tijden
door. Teruglopende groei, hoge inflatie
en hoge rente wijzen op een duidelijk
conjuncturele neergang. Het is opval
lend dat de inflatie er boven de 10% is
gekomen en daarmede beland is op
het niveau van begin jaren tachtig toen
Mevrouw Thatcher gekozen werd.
In Nederland is het beeld bepaald
niet eenduidig. De afgelopen twaalf
maanden was er sprake van een be
hoorlijke groei van het produktievolu-
me in de industrie 4 1/2%). Een po
sitieve uitstraling naar de werkgele
genheid deed zich voor. De geregis
treerde werkloosheid lag eind derde
kwartaal 13% lager dan een jaar gele
den. Ook de conjunctuur-enquête on
der bedrijven was positief: orderposi
tie, voorraadpositie, te verwachten be
drijvigheid en orderontvangsten gaven
een redelijk optimistisch beeld. In de
zelfde lijn ligt het beeld van de krediet
verlening aan het midden- en kleinbe
drijf. In vele kredietaanvragen wordt
gewag gemaakt van investeringen.
Minder positief daarentegen is de
neerwaartse tendens in de bouwnijver
heid. Het produktievolume daalt, ken
nelijk vanwege de hogere rente. Ook
het consumentvertrouwen loopt terug,
evenals de groei van het uitvoervolu-
me. Kennelijk gaat de effectieve waar
devermeerdering van de gulden zijn in
vloed uitoefenen op het exporterende
bedrijfsleven. Bovendien zijn in 1990
de loonkosten per eenheid prestatie
-anders dan in 1988 en 1989- geste
gen.
De combinatie van de stabiele gul
den en hogere loonkosten bemoeilij
ken thans de concurrentiepositie van
het exporterend bedrijfsleven. Deze
trend is ook zichtbaar in de resultaten
over het eerste halfjaar van met name
de grote internationaal gerichte bedrij
ven. Veel grote ondernemingen heb
ben lagere resultaten gepubliceerd,
waarbij het opviel dat de marges onder
druk staan en de rentelasten hoger
zijn. Het is dan ook niet verwonderlijk
dat de stemming op de Amsterdamse
effectenbeurs (nog afgezien van het
Midden-Oosten-effect) zo in mineur is.
De indruk bestaat dat Nederland in
een fase van conjuncturele omslag
verkeert. Het is te vroeg om een voor
spelling te doen over de mate waarin
wij met tegenwind worden geconfron
teerd. Niet is uit te sluiten dat over
enige tijd West-Europa, inclusief Ne
derland, in conjunctureel opzicht de
Verenigde Staten en het Verenigd Ko
ninkrijk volgt.
Moeten wij in een klimaat waarin te
genwind de boventoon voert, als bank
onze koers veranderen? Mijn oordeel
is dat dit geenszins hoeft en moet. De
algemene beleidslijnen blijven onver
minderd overeind. Bij tegenwind
worden wij zelfs opgeroepen nog meer
invulling te geven aan de doelstelling
en de taken van een coöperatieve
bankvereniging.
De koers blijft naar mijn oordeel on
veranderd, doch op een aantal be
leidsonderdelen zal de tegenwind ons
nopen scherper te zeilen. En ik doel
hier op kwaliteit van de dienstverlening
aan cliënten, kostenontwikkeling en
kredietbeheer en -beleid.Uiteraard
dient het streven altijd te zijn gericht op
betere kwaliteit. Doch men kan stellen
dat in een neergaande conjunctuur, als
volumina afnemen of minder sterk
groeien, marktaandelen al gauw onder
druk kunnen komen. Het juiste ant
woord hierop is mijns inziens betere
kwaliteit om zo de band met de cliënt
te verstevigen.
Evenals andere bedrijven wordt ook
de bank geconfronteerd met sterke
kostenstijgingen. In de eerste helft van
1990 beliep deze maar liefst 8%,
3 procentpunten meer dan in het eer
ste semester van het vorig jaar. Een
conjuncturele neergang in 1991 zal
ons dwingen om de kostenstijging om
te buigen. Anders zal de reserverings
capaciteit te sterk onder druk komen te
staan.
Het is het lot van de banken dat bij
conjuncturele tegenwind de voorzie
ningen voor dubieuze debiteuren om
hoog gaan. Ik vrees dat het dit keer
niet anders zal zijn. Dit houdt in dat het
voorzichtige kredietbeleid van onze or
ganisatie onverminderd voortgezet
moet worden. In gesprekken met cliën
ten is het onze taak hen op de risico's
te wijzen. Duidelijkheid in de kredietge-
sprekken en bij de kredietbeoordeling
voorkomt teleurstelling voor beide par
tijen.
Door extra aandacht te geven aan
kwaliteit, kostenontwikkeling en aan de
kredietbeoordeling kunnen wij op
koers blijven en is geen tegenwind ons
teveel!
Visser