Financiering innovaties Tabel 3 Wijze van financiering externe financiering bedrijven 0 20 1 tot 25 27 25 tot 50 15 50 tot 75 13 75 tot 100 7 100 18 totaal 100 Bron: EIM, 1990 genomen concurrentie is het boven dien noodzakelijk om meer aandacht te besteden aan marketingactiviteiten. Externe middelen Eén van de centrale thema's van het onderzoek betreft de vraag hoe produktinnovaties worden gefinan cierd. Eén op de vijf onderzochte be drijven deed dit uitsluitend met eigen middelen (tabel 3). Daarentegen heeft ook bijna één op de vijf bedrijven de in novatie volledig gefinancierd met ex terne middelen. Gemiddeld wordt 44% gefinancierd met externe middelen. Voor veel be drijven zijn deze externe middelen van groot belang: één op de vijf produktin novaties zou zonder externe financie ring niet tot stand zijn gekomen. Daar naast zou één op de vijf innovatiepro cessen zonder externe financiering ernstige vertraging hebben opgelopen. De meeste bedrijven beginnen een innovatieproces zonder in contact te treden met externe financiers. Men gaat er vanuit dat een groot deel van de kosten direct gefinancierd kan wor den uit de cash-flow. Vooral als geen sprake is van een afdeling voor onder zoek en ontwikkeling (O&O), blijven veel loonkosten onzichtbaar omdat de technische ontwikkeling veelal 'tussen de bedrijven door' plaatsvindt. 'We rommelen even wat en kijken of het lukt'. Wanneer blijkt dat uit de cash flow onvoldoende middelen kunnen worden gegenereerd, dan wordt ge zocht naar externe financiers. De mate van externe financiering hangt nauw samen met de solvabiliteit van de bedrijven. Bedrijven met een ei gen vermogen van minder dan 25% fi nancieren het grootste deel van het in novatieproces (56%) met externe mid delen. Bij bedrijven met een eigen ver mogen dat ligt tussen de 26% en 50%, wordt 39% van de innovatiekosten ge financierd met externe middelen. Bij bedrijven met een hogere solvabiliteit is het aandeel van de externe midde len nog lager, namelijk 28%. Van de externe financiering nemen de banken een belangrijk deel voor hun rekening, namelijk 21 van de to tale kosten (figuur 1). Dit betreft voor 17% het rekening-courantkrediet en 4% bancaire leningen. Het rekening- courantkrediet vormt hiermee de be langrijkste externe financieringsvorm. Per bedrijf is gemiddeld 14% van de financiële middelen ontvangen op grond van subsidieregelingen. Van deze 14% is het grootste gedeelte (9%) afkomstig van de Subsidierege ling Innovatiestimulering (Instir). De In- stir is bedoeld als subsidie op de loon kosten van werknemers die zich bezig houden met onderzoek en ontwikke ling. Deze kan ook worden aange vraagd wanneer bepaalde O&O-activi- teiten zijn uitbesteed. Met het Tech nisch Ontwikkelingskrediet (TOK) wordt 3% van de kosten gefinancierd. Daarnaast wordt in bescheiden mate gebruik gemaakt van regelingen zoals de Subsidieregeling Programmatische Bedrijfsgerichte Technologie Stimule ring (PBTS) en de Investeringspremie regeling (IPR). Bankkrediet voor starters Een factor die in belangrijke mate bepalend is voor de wijze waarop pro duktinnovaties worden gefinancierd, betreft de leeftijd van het bedrijf. Bij starters (bedrijven die jonger zijn dan 5 jaar) wordt gemiddeld 80% van de kos ten van het innovatieproces gefinan cierd met externe middelen. Gemid deld wordt 57% gefinancierd door ban ken. Bij de overige bedrijven is gemid deld 34% van de kosten extern gefi nancierd. De financiering door banken bedraagt bij deze bedrijven gemiddeld 12% van de totale kosten. Dit betekent dat de door veel ondernemers gepo neerde stelling 'kredietwaardigheid moet je opbouwen' niet lijkt op te gaan voor de onderzochte produktinnova ties. Daarnaast blijkt het percentage ex- Figuur 1 Procentueel aandeel van verschillende financiersbronnen Het onderzoek geeft aan dat starters in rui me mate bij banken te recht kunnen om hun produktinnovaties te fi- Vervolg op pagina 30 Overheid 14 Overige financiers Banken Eigen middelen Bron: EIM, 1990 11 Rabobank 10/90

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1990 | | pagina 11