mf
n
■r kl 4*
Lebensmittel
T
vfiF1*"
Agrarisch Oost-Puitsland
Tabel 1 Structuur primaire agrarische sector
aantal
totale
oppervlakte
(x 1.000 ha)
Landwirtschaftliche Produktions-
genossensohaften
-plantaardige produktie
-dierlijke produktie
Volkseigene Güter
-plantaardige produktie
-dierlijke produktie
-overig
Zwisohenbetriebliche
Einrichtungen
-plantaardige produktie
-dierlijke produktie
Gartnerische Produktions-
genossenschaften
Overige Produktions-
genossenschaften:
1 159
2 696
79
311
75
4
177
199
5 260
84
396
53
20
15
85,1
1,3
6,4
0,8
0,2
0,5
0,2
51
Socialistische landbouw
Niet-socialistische landbouw
4 751
333
5 849
94,6
5,4
Bron: Statistisches Jahrbuch der DDR 1989
privé-produktie: per coöperatielid of
medewerker 2 500 m2 of per gezin
5 000 m2. Op deze privé-gronden mag
naar eigen keuze geproduceerd wor
den. De belangrijkste produkten zijn
groenten en fruit en kleinvee, zoals
kippen, eenden, ganzen en konijnen.
Het aandeel van deze privé-produktie
en de produktie op de privé-bedrijven
wordt geschat op circa 10% van de to
tale agrarische produktie.
Graan is het hoofdgewas. Ruim 51%
van het areaal wordt hiervoor gebruikt.
Gerst heeft hierin een aandeel van
20%, tarwe en rogge van elk 15%. De
totale graanproduktie bedroeg in 1989
ongeveer 10,5 miljoen ton.
Op circa 10% van het bouwland
worden aardappelen verbouwd en
meer dan 20% is in gebruik voor ruw-
voerproduktie (voederbieten, gras,
hooi en snijmais). Industriële gewas
sen, waaronder suikerbieten, nemen
zo'n 8% voor hun rekening en oliehou
dende zaden 3%.
Verhoging opbrengsten
De DDR heeft vele jaren gestreefd
naar verhoging van de hectare-op
brengsten. Voor sommige gewassen
behoren deze inderdaad tot de hoog
ste in Oost-Europa.
Wat betreft de dierlijke produktie
had varkensvlees in eerste instantie
prioriteit en later is daar pluimveevlees
bijgekomen. Te zamen is hun aandeel
in de totale vleesproduktie sinds 1960
niet beneden de 70% geweest en in
1985 bedroeg het 75%. Hiervoor vond
een relatief omvangrijke voederinvoer
plaats. In vergelijking met de andere
kleine Oosteuropese landen ontstond
in de DDR zo de grootste invoerafhan-
kelijkheid voor veevoedergrondstoffen.
Rond een kwart van de invoer uit de
niet-socialistische landen is voedsel-
en voederinvoer. Door verbetering van
de voederconversie en bevriezing van
de consumptie op het huidige hoge
peil kan de invoerafhankelijkheid van
veevoedergrondstoffen worden be
perkt.
Met de landbouwproduktie in de
DDR kan voor het grootste deel in de
eigen behoeften worden voorzien. De
totale zelfvoorzieningsgraad ligt tussen
de 90 en 100 procent en is daarmee
vergelijkbaar met de Westduitse situ
atie. Schattingen wijzen uit dat meer
dan volledig in de eigen behoefte aan
produkten van dierlijke herkomst kan
worden voorzien, terwijl met name gra
nen en groenten en fruit ingevoerd
worden.
Het gemiddeld verbruik per hoofd
van de bevolking van vlees, groenten
en bier ligt op hetzelfde niveau als in
West-Duitsland. Het verbruik per hoofd
van brood, aardappelen en melk ligt
hoger en dat van luxere produkten als
verse groenten, vis, kabs en fruit lager.
Het aanbod van verder bewerkte pro
dukten is relatief beperkt.
Prijzenpolitiek
Enkele van de bekendste proble
men met betrekking tot het gebruik van
produktiemiddelen zijn de beperkte uit
rusting, het lage technische niveau en
de ouderdom. Hoewel de produktiviteit
van de Oostduitse landbouw in verge
lijking met andere Oosteuropese lan
den hoog is, ligt die wel circa 20 tot
30% lager dan in West-Duitsland. In de
periode voor de landhervorming was
de produktiviteit in de gedeelten van
Duitsland die nu de DDR vormen, ge
lijk en voor sommige gewassen zelfs
hoger dan in de gebieden die nu deel
uitmaken van West-Duitsland.
Bij de vaststelling van de prijzen is
in het verleden altijd voor een politiek
van lage consumentenprijzen en hoge
producentenprijzen gekozen, met als
Zeziwadfa
A
ir. J.J.G.Geurts
Bedrijfstakonderzoek
drs. A.C. Sperna
Weiland
Internationaal
Onderzoek
*A
ir. M.J.J. Titulaer
Bedrijfstakonderzoek
Bij het bereiken van
een hoger welvaarts
peil zullen via Oost
duitse levensmidde
lenwinkels meer kwali
teits- en verder be
werkte voedingsmid
delen worden afgezet.
7 Rabobank 8/90