Kansen voor
Nederlands
agro-bedrijfsleven
DDR
Agrarisch Oost-Duitsland
Om de noodzakelijke produktiviteitsstijging in
de Oosteuropese landbouw te realiseren zijn
grote investeringen noodzakelijk. Die
investeringsmogelijkheden zullen dankzij de
Duitse hereniging naar verwachting in de DDR
ruimschoots aanwezig zijn. Dat biedt
waarschijnlijk goede kansen aan Nederlandse
leveranciers van technische uitrusting en
uitgangsmateriaal. Daarnaast zullen de
Oostduitse burgers snel aan koopkracht
winnen, waarvan geprofiteerd kan worden
door Nederlandse exporteurs van kwalitatief
hoogwaardige voedingsmiddelen. De
Rabobank speelt in op deze mogelijkheden
met een nieuw kantoor in Leipzig (via dochter
ADCA-BANK) en met een DDR-desk in het
ADCA-kantoor in Berlijn.
Onder invloed van de
communistische
machthebbers werd
de landbouw in de
DDR na de tweede
wereldoorlog gecollec
tiviseerd.
De DDR, een land met ruim 16,5
miljoen inwoners, is met een grondge
bied van circa 105 000 vierkante kilo
meter iets meer dan drie keer zo groot
als Nederland. Van de totale opper
vlakte is 58% in gebruik als landbouw
grond.
Net als in de overige Oosteuropese
landen (met uitzondering van Polen)
werd de landbouw in de DDR na de
tweede wereldoorlog door de commu
nistische machthebbers gecollectivi
seerd. Dat gebeurde in fasen. Tijdens
de 'Bodenreform' (1945-49) werd het
grootgrondbezit opgesplitst. Daarna
telde de Oostduitse landbouw meer
dan 850 000 gezinsbedrijven met een
gemiddelde oppervlakte van ruim 7
hectare en bijna 560 zogenaamde
'Volkseigene Güter' met een gemiddel
de oppervlakte van 317 hectare. Tij
dens de 'Kollektivisierung' (1952-60)
werden de gezinsbedrijven voor het
grootste deel ondergebracht in ruim
19 000 coöperaties, de 'Landwirtschaft-
liche Produktionsgenossenschaften'.
Vanaf 1960, tijdens de zogenaamde
'Industrialisierung', werd de landbouw
geïndustrialiseerd. Behalve een aan
zienlijke schaalvergroting voerde men
ook een strikte scheiding door tussen
dierlijke en plantaardige produktie.
Naast de eerder genoemde Volks
eigene Güter en de Landwirtschaftliche
Produktionsgenossenschaften bestaan
er ook nog 'Zwischenbetriebliche Ein-
richtungen'. Deze bedrijven worden
gekenmerkt door specialisatie op bij
voorbeeld eieren, slachtpluimvee e.d.
en bezitten een hoog technisch niveau.
Collectieve boerderijen
Momenteel is ongeveer 95% van
het agrarische land in gebruik bij
staats- (10%) en collectieve (85%)
boerderijen. Er was in de jaren zeven
tig sprake van schaalvergroting door
samenvoeging van boerderijen en een
ver doorgevoerde specialisatie. In
1985 omvatte de gemiddelde staats
boerderij 950 hectare en 490 arbei
ders; bij de collectieve waren dat ge
middeld 1 370 hectare en 210 arbei
ders. Deze cijfers worden vertekend
door de specialisatie. Zo had de op ak
kerbouw gespecialiseerde collectieve
boerderij gemiddeld een oppervlakte
van 4 750 hectare en 340 arbeiders,
terwijl het op veeteelt gespecialiseerde
bedrijf gemiddeld uitkwam op een op
pervlakte van 29 hectare en 160 arbei
ders. Hieruit blijkt de voorkeur voor
grote akkerbouwbedrijven en intensie
ve industrie-achtige veeteeltbedrijven.
Een gedeelte van de grond van de
grote bedrijven is beschikbaar voor