Feiten en cijfers
Monitor extra
Er bestaat een duidelijke koppeling
tussen de Nederlandse economische en
financiële ontwikkelingen en de situatie
bij onze oosterburen. Een vergelijking
van inflatie- en rentebeeld in beide lan
den onderstreept dit.
3 Vergelijking van de inflatie-ontwikke
ling in Nederland en de Bondsrepubliek
zou op het eerste gezicht tot de conclu
sie kunnen leiden dat de prijsstijging bij
ons vorig jaar flink onder die in West-
Duitsland lag, maar dat de cijfers de laat
ste maanden sterk naar elkaar zijn
toegegroeid. Hierbij past echter de kant
tekening dat het Nederlandse inflatiecijfer
in 1989 kunstmatig laag was doordat de
BTW op 1 januari 1989 van 20 naar
18,5% ging. Sinds begin dit jaar is dit ef
fect uit de cijfers verdwenen, waardoor
de inflatie in de grafiek lijkt toe te nemen.
In West-Duitsland heeft zich een omge
keerde situatie voorgedaan. Zonder bei
de effecten zou de Nederlandse inflatie
slechts zeer weinig van de Westduitse
hebben afgeweken. Uit de grafiek blijkt
verder dat de inflatie in beide landen zich
heeft gestabiliseerd en dat er van een
oplopende inflatie in West-Duitsland mo
menteel nog geen sprake is.
t4. Na de zomer van 1989 vreesde de
Westduitse centrale bank op grond van
diverse ontwikkelingen een oplopen van
de inflatie. De Bundesbank verhoogde
daarop in september en oktober een
aantal malen haar officiële tarieven. Door
de hogere rente probeerde de Bundes
bank de groei van de economie wat af te
remmen en werd het aantrekkelijker om
in de Bondsrepubliek te beleggen.
Op grond van de al jaren bestaande
koppeling van de gulden aan de Dmark
moest de Nederlandsche Bank het voor
beeld van de Bundesbank wel volgen en
eveneens haar geldmarkttarieven verho
gen. Vanaf december stijgt de Neder
landse geldmarktrente echter duidelijk
harder dan de Westduitse. De Dmark
kwam toen steeds meer in trek bij beleg
gers die grote mogelijkheden voor het
Duitse bedrijfsleven in Oost-Europa ver
wachtten. Hierdoor steeg de Dmark in
waarde en moest de rente in Nederland
iets omhoog om de koers van de gulden
tegenover de Dmark te handhaven. Later
ebde de euforie wat weg, waarna het
renteverschil tussen beide landen weer
kleiner werd.
De Nederlandse lange rente blijkt de
ontwikkeling van de Westduitse kapitaal
marktrente nauwgezet te volgen en ligt
voortdurend iets boven de Westduitse.
Omdat de financiële markten erop ver
trouwen dat de gulden aan de Dmark ge-
Inflatie
Geldmarktrentes
O
9
8
7
5 -
Ja i
I
1 990
Apr
1 989
Kapitaalmarktrentes
9
8
7
6 -
Ja i
I
Apr
Ju
1 989
Apr
1 990
Ju
koppeld blijft, maakt het voor internatio
nale beleggers weinig uit of zij in Neder
land of in West-Duitsland beleggen. Wel
eisen beleggers in Nederland een zoge
naamde liquiditeitspremie, omdat de
markt in Nederlandse obligaties aanzien
lijk kleiner is dan die voor Westduitse
obligaties. Hierdoor moet de Nederland
se rente fractioneel boven de Westduitse
liggen. De lange rente is, onder invloed
van de verhoging van de geldmarkttarie
ven door de Bundesbank, in de periode
oktober-december 1989 flink gestegen.
Na het bekend worden van de plannen
voor de Duits-Duitse monetaire unie
steeg de kapitaalmarktrente opnieuw
sterk. Beleggers waren bevreesd voor
een oplopende inflatie en eisten vooruit
lopend daarop een hogere rente. De laat
ste maanden is deze angst iets vermin
derd, waardoor de lange rente wat kon
dalen.
M.m.v. Algemeen Economisch Onder
zoek (conjunctuurindicator, monitor extra)
en Centrale Administratie (kredietverle
ning en middelen).
29 Rabobank 8/90