vir. i Toespraak voorzitter Raad van Beheer Personeelsontwikke ling moet de hoek steen zijn van ons so ciale beleid', hield Van Verschuer de bezoe kers aan de algemene vergadering voor. o o> 0> Q O 1 O nisatieniveau absoluut noodzakelijk. Diverse instrumenten zullen worden ontwikkeld om daaraan gestalte te ge ven. Eén essentieel instrument daar voor wil ik hier met name noemen, de interne arbeidsmarkt. Zo'n interne ar beidsmarkt is niets meer of minder dan een mechanisme dat bijdraagt aan het bereiken van een optimale personele bezetting. Als zodanig is het een in strument dat geheel past binnen het personeelsontwikkelingsbeleid. De mo gelijkheden om binnen de grenzen van één enkele aangesloten bank tot een passende personeelsontwikkeling te komen, zijn hoe dan ook beperkt. Bij de opzet van de interne arbeids markt wordt uitgegaan van 'vrijheid in gebondenheid'. Enerzijds dient de eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid van het lokale management gehand haafd te blijven. Anderzijds dienen daar waar dit noodzakelijk is, duidelijke en bindende afspraken gemaakt te worden over spelregels voor in-, door- en uitstroom. Zo kunnen de moderne inzichten omtrent sociaal beleid en de historische beginselen van onze coö peratie op passende wijze met elkaar worden verbonden.' Mooie blauwe ogen De samenwerkingsontwikkelingen van de laatste tijd hebben een directe samenhang met het sterke vestigin- gennet van de plaatselijke Raboban- ken, meent Van Verschuer. 'Het gaat Robeco en Interpolis niet om 'de mooie blauwe ogen' van Rabobank Neder land, maar om 'de mooie blauwe ogen' van onze baliemedewerksters en -wer kers en hen die daarachter staan. Dat betekent dat in het veranderingsproces waar we nu mee bezig zijn, de rol van de plaatselijke banken essentieel is. Ik kan mij best voorstellen dat bij be- heerscolleges, directeuren en mede werkers de vraag opkomt: zijn wij al leen nog middel, de toonbank van de produkten, die anderen ons aanleve ren? Of behouden we ook nog een eigen speelveld, eigen autonomie? Ik denk dat het goed is daaraan direct toe te voegen dat ook de rol van Rabobank Nederland verandert, dat zij afhankelij ker wordt van de plaatselijke banken. Wat willen de plaatselijke banken wel en niet verkopen en welk prijskaartje zijn ze bereid voor welk produkt te ac cepteren? Hoe verhoudt zich de ver koop van de produkten met het beleid ten aanzien van de kredietverlening, het rentebedrijf? Het is uiteraard niet zonder reden dat er dit jaar voor de tweede maal managementconferenties voor direc teuren zijn gehouden, waar de hoofddi rectie en het management van Rabo bank Nederland een openhartige dis cussie met de directeuren hebben ge voerd over zaken die ons moeten be zighouden. Om dezelfde reden stelt de Raad van Beheer zich veel voor van de themaconferenties voor bestuurders, die dit najaar zullen worden gehouden. Op bestuurlijk niveau wil de Raad van Beheer graag een discussie aangaan met de leden van de beheerscolleges. Ik denk dat het bij die conferenties in elk geval zal moeten gaan over de rol en de taak van de banken in de zich veranderende omstandigheden. Dat betekent dat wij spreken over de nood zakelijke beleidsruimte van de banken en de verhouding ten aanzien van Rabobank Nederland; over de omvang van de banken in balansgrootte én ge ografisch. Over de voordelen van de kleinschaligheid en de toegevoegde waarde van Rabobank Nederland. Hoe groot mogen of kunnen de verschillen in balansgrootte van de plaatselijke banken in de toekomst zijn zonder de eenheid van de organisatie in gevaar te brengen? Gelet op wat ik eerder zei, zal het personeelsontwikkelingsbeleid aan de orde moeten komen. En dan de mijns inziens voor het voortbestaan van onze organisatie als coöperatieve ver eniging belangrijke vraag: wat betekent de toenemende professionaliteit van het management voor de leden van de beheerscolleges, hoe ontwikkelt de re latie tussen bestuur en directeur zich en welke conclusies moeten we hieruit trekken?' Gewoon de beste Aan het eind van zijn toespraak vroeg de voorzitter van de Raad van Beheer zich hardop af hoe het staat met de communicatie binnen de Rabo- bankorganisatie. 'De statutendiscussie wees uit dat -als we willen- alle lijnen open zijn. Maar geldt dit ook voor de meer alledaagse zaken? Is de regelge ving en circulaire-stroom, de bureau cratie in onze organisatie niet te ver doorgeschoten? De overheid hanteert tegen het teveel aan regelgeving te genwoordig het begrip sociale vernieu wing. Hebben wij op dit terrein ook niet vernieuwing nodig? Ik eindig met het volgende: we heb ben bancair een goed jaar achter de rug. Het was ook een jaar dat geken merkt werd door persoonlijk verlies. Ik denk aan het plotselinge overlijden van de heer Klarenbeek, dat ons allen zeer bewogen heeft. De heer Boons nam het besluit ons na 22 verdienstelijke ja ren te verlaten. De heer Visser kwam de hoofddirectie versterken. Graag betuig ik mijn respect aan de leden van de hoofddirectie, het ma nagement en alle medewerkers van onze organisatie - van plaatselijke ban ken en centrale bank - voor de inspan ning die ze verricht hebben. Laatst las ik boven een artikel in een gezaghebbend blad de kop 'de Rabobank gewoon de beste'. Ik denk dat u en ik zeggen: of dat nu zo ge woon is, weten wij niet. In elk geval weten we dat er na de beste geen overtreffende trap, geen betere, meer is. En dat het beste jongetje van de klas het gevaar loopt irritante neigin gen te vertonen, die onnodig weerstan den oproepen. Daarom zullen we nuchter, zakelijk maar ook idealistisch ons werk moeten blijven doen. Onze koers en wat ons te doen staat, is dui delijk. De middelen daarvoor hebben of halen we in huis. Allen zo werkende, dat wij ook in het volgende jaar met gepaste trots tot elkaar kunnen blijven zeggen: onze Rabobank - gewoon - de beste!'

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1990 | | pagina 8