Gastopinie Er is een aanvulling op het Nationaal Milieubeleids Plan: het NMP-Plus. De milieuproblemen moeten binnen een kortere tijd beheersbaar worden ge maakt. Een aantal normstellingen wordt verscherpt. Structurele maatre gelen worden vervroegd. Minister Braks heeft inmiddels sa men met zijn collega van VROM, mi nister Alders, de passages die betrek king hebben op de mestproblemen, toegelicht. Vorig jaar is het Landbouw schap gestart met een eigen milieu plan voor de agrarische sector. Over dit Integraal Milieu Aktie Plan voor land- en tuinbouw bracht het Land bouwschap begin juni een voortgangs rapportage naar buiten. Een soort ver antwoording van de vorig jaar beloofde eigen activiteiten op milieugebied. Uit onderzoek is komen vast te staan dat er grote gebieden in Oost en Zuid-Nederland zijn waar de fos faatsituatie kritiek is. Er is of er dreigt doorslag naar het grondwater en uit spoeling naar nabijgelegen natuurter reinen. In die gebieden wil de overheid de bemestingsnormen versneld verla gen tot het peil dat er niet meer mest mag worden toegevoegd dan de plan ten voor de groei onttrekken. Verder worden de landelijke bemestingsnor men voor maisland aangescherpt. De kritiek vanuit de landbouw op deze nieuwe maatregelen richt zich op twee aspecten: het invoeren van regionale normen die scherper zijn dan de lande lijke zonder een schadevergoeding. De betreffende veehouder kan er immers niets aan doen dat juist hij ten opzichte van de collega's in het nadeel komt door de nabijheid van een fosfaatge- voelig natuurterrein. Soms heeft hij of zijn voorganger er zelfs aan bijgedra gen dat zo'n natuurterrein zich kon ont wikkelen. Daarvoor nu gestraft worden is dan wrang. Een ander punt van kri tiek is dat de overschotten aan mest op papier gaan toenemen. De nood zaak van voldoende mestverwerking wordt nog urgenter. Wat dit betreft stelt minister Braks geen extra overheidsin spanningen in het vooruitzicht. Het lijkt al moeilijk genoeg om voor de toege zegde steun goedkeuring van de EG te krijgen. Wel stelt de minister een extra heffing voor per kg fosfaatoverschot. Indien het bedrijfsleven op dit punt zelf voorzieningen treft, zal van de over- heidsheffing worden afgezien. Een groep onder leiding van oud-kamerlid en voorzitter van de Milieucommissie van het Landbouwschap, de heer De Bekker, zal binnenkort voorstellen doen hoe het bedrijfsleven de mestver werking kan organiseren en financie ren. Tegelijk met de voorstellen tot aan scherping van het mestbeleid heeft de overheid eindelijk voorstellen gedaan om verplaatsing van mestproduktie- quota van het ene naar het andere be drijf mogelijk te maken. Bij overdracht van quota wordt een aftrek toegepast van 30%. Dit is bedoeld om te voorko men dat de mestproduktie zal toene men door benutting van alle produktie- ruimte. Een stuk onderbenutting van produktie door tijdelijke leegstand van stallen zou bij overdracht van mest quota wel eens tot meer mestproduktie kunnen leiden dan nu het geval is. De bezorgdheid van de overheid op dit ge bied is niet sterk onderbouwd. Verder komen alleen kleine en middelgrote bedrijven in aanmerking om de produk tie van anderen over te nemen. Hierbij kan worden aangetekend dat de ont wikkeling tot efficiënte bedrijfsgroottes niet mag worden afgeremd. Voorts moesten de bedrijven vooraf aantonen dat ze de extra mestproduktie op een verantwoorde manier afzetten. Een nogal overbodige voorwaarde. Immers alle bedrijven zijn eraan gehouden de mest verantwoord binnen de normen aan te wenden of af te zetten. Daar voor is enkele jaren geleden een mest- boekhouding verplicht gesteld. Als de Tweede Kamer nog voor de zomerva kantie de voorstellen op hoofdlijnen aanvaardt komt er in ieder geval weer enige flexibiliteit en bedrijfsontwikke ling in de intensieve veehouderij, zij het binnen een inkrimpende sector. Dit is van belang voor de internationale concurrentiepositie en de inkomens ontwikkeling. De landbouwbedrijven staan de ko mende jaren voor aanzienlijke kosten en investeringen in verband met milieu maatregelen. Volgens de huidige, goedgekeurde overheidsplannen, dus afgezien van de 'Plus', zal het aandeel van milieu-investeringen in de totale agrarische investeringen in de negenti ger jaren oplopen van ca. 10% nu tot 30%. Het gaat dus om zeer grote be dragen. Naar schatting per jaar voor de akkerbouw en tuinbouw ca. f 200 ir. J.H. Egberink min. en voor de veehouderij ca. f 400 min. met daar bovenop f 300 min. per jaar voor mestverwerking. Het zal dui delijk zijn dat met zulke forse investe ringen een goede toetsing op de effec tiviteit en doelmatigheid onmisbaar is. Om de milieukosten op te brengen zal de verdiencapaciteit van de bedrijven vergroot moeten worden. De toege voegde waarde per eenheid produkt wordt de doorslaggevende factor. Be langrijk daarbij is dat de sectoren in spelen op een hoogwaardiger markt segment. Hier ligt de hoofdsleutel voor de oplossing van het milieuprobleem. De discussie in het afgelopen jaar heeft er toe geleid dat er in de maat schappij meer begrip is voor de com plexiteit van de landbouwmilieuproble- men. In brede kring wordt erkend dat inkrimping van produkties in Nederland een schijnoplossing is die het pro bleem op het bordje van andere lan den legt. Bij diverse milieuzaken heeft het bedrijfsleven het voortouw: de invoe ring van de mineralenbalans bij vee voeders die leidt tot minder milieube lasting per eenheid eindprodukt; invoe ring van een bestrijdingsmiddelen boekhouding gericht op het gebruiken van zo min mogelijk bestrijdingsmidde len en de minst schadelijke; composte- ring van tuinafval; voorkomen van hin der door regels bij de groeibelichting in de tuinbouw; de inzameling van che misch afval en plastic, de actie om on dergrondse tanks op te ruimen en vele andere. Door de speciale organisatiestruc tuur in de landbouw met particuliere en publieke organen is deze sector ook goed in staat convenanten met de overheid aan te gaan om bepaalde milieu-aspecten van de produktie in goede banen te leiden. Zonodig met gebruik van zelf ingestelde dwingende voorschriften van Landbouwschap en Produktschappen. Bij die aanpak is een goede coördi natie binnen de agrarische sector een eerste vereiste. De verschillende sec toren binnen de landbouw en de ver schillende regio's hebben elkaar daar bij hard nodig. De auteur is plaatsvervangend al gemeen secretaris van het Landbouw schap. Bijdragen in deze rubriek ver woorden de visie van de auteur en hoeven dus niet het standpunt weer te geven van de Rabobankorganisatie. 21 Rabobank 6*7/90

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1990 | | pagina 21