Aardappelopbrengst daalt bij afnemende zuurgraad Onverwachte conclusie onderzoek aardappelmoeheid: Onderzoek aardappelmoeheid De schade als gevolg van aardappelmoeheid is sterk afhankelijk van de zuurgraad (de zogenaamde pH-waarde) van de grond waarin de aardappels worden geteeld. De aardappelopbrengst is in zwaar besmette grond ongeveer anderhalf keer zo hoog als de pH-waarde niet 6.0, maar 5.0 bedraagt. Tot deze ontdekking kwamen onderzoekers van het Assense Laboratorium voor Bodemziekten in het kader van een aardappelmoeheids- onderzoek, dat op dit moment met financiële steun van de Rabobank wordt uitgevoerd. Eén van de gevolgen zal vermoedelijk zijn dat het bemestingsadvies voor telers van fabrieksaardappelen moet worden aangepast. Laboratoriumdirecteur Mulder (links) beoor deelt het wortelstelsel van jong kweekmateri aal, dat in transparan te plastic bekertjes is gepoot. 'Dit is nieuw en kom je in de vaklite ratuur niet tegen.' Directeur ir. A. Mul der kan zijn enthousiasme nauwelijks bedwingen als hij praat over de relatie die op zijn H.L. Hilbrandslaboratorium voor Bodemziekten werd gevonden tussen de zuurgraad van de grond en de gevoeligheid van aardappelen voor aardappelmoeheid. 'Later dit jaar zul len we onze conclusie als wetenschap pelijke primeur presenteren op een groot internationaal congres.' Deze ontdekking is één van de re sultaten in het lopende onderzoek naar de tolerantie (de mate waarin schade wordt verdragen) van de diverse aard appelrassen tegen aardappelmoeheid. Dit verschijnsel wordt veroorzaakt door het aardappelcysteaaltje, een beestje van minimale afmetingen (minder dan 1 millimeter groot) dat de wortels van de aardappel binnendringt, de groei verstoort en voedsel onttrekt. Het wor telstelsel kan gedeeltelijk afsterven en uiteraard leidt dit tot een vaak aanzien lijke vermindering van de opbrengst. In de zomer van 1988 deden zich onverwachte ontwikkelingen voor in het aardappelmoeheidsonderzoek. 'We waren plotseling de weg kwijt', geeft Mulder toe. 'Op stukken met veel aaltjes constateerden we weinig scha- de en omgekeerd. Geïnspireerd door pH-proeven van collega's vroegen we ons af of de zuurgraad van de bodem hier soms iets mee te maken had. Dat bleek voor ons een gouden schot.' Mulder realiseert zich dat zijn labo ratorium met deze ontdekking nogal wat losmaakt. Sinds in het veenkolo niale gebied kalkminnende gewassen als suikerbieten en later erwten en veldbonen hun intrede deden, is in het bemestingsadvies steeds meer met deze gewassen rekening gehouden. De pH-waarde steeg daardoor; het ziet er naar uit dat op grond van de recent opgedane kennis het bemestingsad vies moet worden aangepast. Eigenschappen van kweekmateriaal Toen het aardappelmoeheidsonder zoek in 1987 een extra impuls kreeg door de hulp van de Rabobankorgani- satie, had niemand kunnen vermoeden dat het aantonen van een relatie tus sen schade en pH-waarde één van de resultaten zou zijn. Sterker nog, in de doelstellingen van het project komt dit onderwerp niet voor. Waar ging het wel om Met als startpunt de wetenschap dat zich tussen de diverse rassen gro te verschillen voordoen in tolerantie te gen aardappelmoeheid, kunnen in het onderzoek enkele hoofdlijnen worden onderscheiden. Ten eerste, probeer meer te weten te komen over de scha- degevoeligheid van het huidige ras- senbestand, zodat elk ras in een be paalde tolerantie-klasse kan worden ingedeeld. Ten tweede, vind een me thode om al in een vroeg stadium de tolerantie-eigenschappen van kweek materiaal vast te stellen, zodat hierop bij de ontwikkeling van nieuwe rassen kan worden geselecteerd. De opdracht om zich in deze vraag stukken te verdiepen, ging naar het Hilbrandslaboratorium, dat tot taak heeft de fabrieksaardappelteelt te wa penen tegen de aanvallen van bodem ziekten. Het laboratorium heeft 8,5 me dewerkers in vaste dienst, maar door een reeks speciale projecten is het personeelsbestand nu ongeveer drie 20 Rabobank 5/90

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1990 | | pagina 20