eten in grenzeloos Europa?
Sparen in Europa
premie voor de aanvullende pensioe
nopbouw (via bedrijfspensioen of le
vensverzekering)- niet als sparen aan
gemerkt. Overigens zal het duidelijk
zijn dat veranderingen binnen de ge
noemde factoren, bijvoorbeeld een
toenemende vergrijzing, mede een
verklaring vormen voor veranderingen
in de spaarquote van een land in de
loop van de jaren.
Aparte aandacht verdient de factor
rente. De populaire gedachtengang dat
een hogere rente leidt tot meer bespa
ringen, gaat niet altijd op. Enerzijds
maakt een hogere rente sparen aan
trekkelijk (substitutie-effect), anderzijds
is bij een hoge rentestand een lager
spaarbedrag voldoende om hetzelfde
einddoel te bereiken (het inkomensef
fect). Op grond van diverse onderzoe
ken wordt aangenomen dat de rente
voet een positieve, maar beperkte in
vloed heeft op de besparingen. Deze
algemene tendens wordt echter nogal
beïnvloed door de leeftijdsopbouw van
de bevolking: bij ouderen speelt het in
komenseffect een grotere rol, waar
door een hogere rente zelfs een nega
tief effect kan hebben op de hoogte
van de besparingen. Voor het vergrij
zende (Noordwest)Europa lijkt deze
conclusie niet van belang ontbloot.
Sparen en vermogensopbouw
Het opbouwen van een vermogen
als buffer voor de toekomst kan in de
'klassieke' vorm van bankbesparingen,
maar er zijn alternatieven, met name
beleggingen en de opbouw van vorde
ringen op verzekeringsmaatschappijen
(pensioenen, levensverzekeringen).
Hoe in de EG-landen de besparingen
over de diverse categorieën zijn ver
deeld, is slechts ten dele bekend. Uit
gegevens van de OESO is voor een
beperkt aantal landen na te gaan in
hoeverre bankdeposito's (spaargelden
en tegoeden in rekening-courant) een
rol spelen bij de opbouw van het totale
financieel vermogen.
Tabel 1 laat zien dat er in dit opzicht
redelijk grote verschillen zijn tussen de
beschouwde landen. Desondanks is er
wel een aantal gemeenschappelijke
elementen in terug te vinden.
Behalve in België, waar beleggin
gen en deposito's min of meer met el
kaar in evenwicht zijn, blijkt dat deposi
to's nog steeds het belangrijkste aan
deel hebben in de vermogensopbouw.
Het aandeel van beleggingen schom
melt zo rond de 25%, met uitzondering
van Spanje, waar het lage aandeel van
beleggingen vermoedelijk te maken
heeft met de tot voor kort weinig ont
wikkelde Spaanse kapitaalmarkt.
In de tijd gezien is een lichte trend
te bespeuren dat het belang van be-
Gezinsbesparingen (in beschikbaar inkomen
Bron: OESO
Frank"lK
België
Bondsrepubliek
1972
leggingen toeneemt ten koste van de
deposito's. Voor wat betreft de concur
rentie tussen verzekeringsprodukten
en deposito's is van belang dat uit een
recente vergelijking tussen Europese
landen is gebleken dat er een samen
hang bestaat tussen de aanwezigheid
van een algemene oudedagsvoorzie
ning en het treffen van aanvullende
pensioenvoorzieningen. Naarmate het
staatspensioen lager is (als percenta
ge van het laatst verdiende inkomen),
neemt de aankoop van levensverzeke
ringen toe. Dit zou er op kunnen dui
den dat bankbesparingen door de con
sument slechts in beperkte mate als
een alternatief voor de opbouw van
een oudedagsvoorziening worden be
schouwd.
Het voorgaande beeld wordt groten
deels bevestigd door de gegevens die
in tabel 2 zijn verwerkt over de samen
stelling van de financiële activa van
gezinnen.
In het Verenigd Koninkrijk, de
Bondsrepubliek en Nederland hebben
beleggingen een vergelijkbaar aandeel
in de totale activa, namelijk zo rond de
20%. Voor Italië en Frankrijk ligt dit cij
fer beduidend hoger. Onder invloed
van de koersstijgingen op de beurzen
is het belang van de beleggingen in de
tachtiger jaren in alle beschouwde lan
den toegenomen. Verder valt op dat
het grote aandeel van de contractuele
besparingen in het Verenigd Koninkrijk
en ons land gepaard gaat met het
laagste cijfer voor bankdeposito's.
Bankdeposito's hebben nog steeds
het belangrijkste aandeel in de vermo-
gensaanwas van gezinnen, maar de
concurrentie van beleggingen neemt
toe. Hoewel de absolute omvang van
bankbesparingen nog gestaag toe-
Tabel 1. Procentuele verdeling opbouw financiële activa
(gemiddeld over '80-'87, jaarlijkse stromen)
Spaargelden
Effecten-
Levens
beleggingen
verzekeringen
Bondsrepubliek
42.0
20.0
27.1
België
26.9
32.5
5.5
Frankrijk
54.9
26.9
10.5
Italië
43.3
23.7
nb
Spanje
66.7
11.2
3.8
(Bron:OESO)
Tabel 2. Samenstelling financiële activa (in
Spaargelden
Effecten -
Contractuele
beleggingen
besparingen
Frankrijk
43.4
31.9
24.8
Bondsrepubliek
58.7
20.6
20.6
Italië
52.8
37.0
10.2
Nederland
27.6
18.8
53.6
Verenigd Koninkrijk
31.4
19.8
48.8
(Bron: Retail Banker)
7 Rabobank 4/90