Éfl mm moeten zijn en in de hele EG moeten worden ingevoerd. Voor de intensieve Nederlandse landbouw zal dat een for se aderlating betekenen. De laatste mogelijkheid om de overproduktie terug te dringen is agrifikatie, de teelt van nieuwe gewassen of nieuwe toepassingen van bestaande gewassen. Die moe ten dan niet concurreren met bestaande gewassen, maar met produkten van niet-agrarische oorsprong zoals hout, fossiele brandstoffen en daarvan afgeleide produkten zo als plastics en smeerolie. Hoewel hier op termijn zeker mo 1Landbouw en milieu in Nederland zijn - anders dan vaak wordt gedacht - niet zonder meer gebaat bij een be leid van liberalisering en lagere prijzen. Nu de Nederlandse landbouw aanloopt tegen milieugrenzen, krijgt zij er juist belang bij dat de produktie in de EG wordt beheerst: dan moeten ook andere landen hun groei beperken, en blijven de prijzen op peil. 2. De produktie moet niet worden beheerst door prijsverla ging, areaalbeperking en verscherping van het milieube leid, maar door quotering, roulerende braaklegging en ex tensivering. 3. Intussen moet intensief worden gezocht naar nieuwe vormen van agrifikatie. Absolute voorwaarde is dat het daarbij gaat om relatief milieuvriendelijke teelten en toepas singen. 4. In de lopende handelsbesprekingen in Genève (GATT) doet Nederland er verstandig aan zijn opstelling te wijzigen ten gunste van marktbescherming, produktiebeheersing, kwaliteit en milieu. 5. In Nederland zelf moeten de inspanningen in de jaren 'r- gelijkheden liggen, moeten we hier niet teveel van ver wachten: - De overproduktie zal sterk toenemen. Bij voortzetting van de huidige trend van 2,5% produktiviteitsstijging per jaar stijgt de EG-graanproduktie met 4 miljoen ton per jaar. Dat komt overeen met een areaal van maar liefst 0,8 mil joen ha per jaar extra die dan moeten worden vervangen door andere teelten. - Alternatieve gewassen en toepassingen moeten concur reren tegen veel lager geprijsde produkten. Dat is voor de akkerbouwer weinig aantrekkelijk. Daarom willen akkerbou wers hiervoor EG-subsidie, maar het EG-probleem is nu juist dat de subsidies omlaag moeten. - De produktie van bio-ethanol uit graan kost bij de huidige technologie meer energie dan het oplevert. Bij suiker schijnt de balans wat positiever te zijn, maar zit de akker bouwer te wachten op noq meer rooivruchten in het bouw plan? Misschien ontstaan er wel nieuwe kansen vanwege het milieubeleid: denk aan afbreekbare plastics en smeervet- ten. Deze kansen moeten terdege worden onderzocht, maar bieden geen oplossing op korte termijn. Conclusies Aan het voorgaande zou ik de volgende conclusies wil len verbinden: '90 niet zozeer worden gericht op uitbreiding, maar op kwa liteit en milieu. De al 10 jaar geleden gelanceerde stelregel 'niet meer, maar beter' moet nu eindelijk letterlijk worden genomen. 6. Het moet mogelijk zijn de grote vraagstukken van over produktie, agrarische inkomens, kwaliteit en milieu geïnte greerd op te lossen. Een geïntegreerde landbouw kan best marktgericht zijn, mits zij ook milieugericht is. Wegens omstandigheden dit keer geen bijdrage van ir. J.H. Egberink, de vaste auteur van het Land- bouwcommentaar. In zijn plaats vonden we drs. W.J. van der Weijden, coördinator bij het Centrum Land bouw en Milieu, bereid zijn visie te geven op ontwikke lingen in de agrarische sector. Het Centrum Landbouw en Milieu wil in de landbouw de integratie stimuleren van de positie van agrariër en consument, het beheer van natuur en milieu en de besparing van energie en grondstoffen. Het CLM wil dit doel bereiken vanuit een samenwerking tussen boeren en milieubeschermers. Het commentaar verwoordt de visie van de auteur en hoeft dus niet het standpunt weer te geven van de Rabobankorganisatie. 25 Rabobank 4/90

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1990 | | pagina 25