Hoofddirectiekolom Bij de recente pers presentatie van de jaarcijfers over 1989 kwam ook het toege nomen belang van de internationale activitei ten van de Rabobank- organisatie ter sprake. De ontwikkeling van een eigen bui- tenlandbedrijf is voor onze organisatie een van de kenmerkende aspecten geweest van de jaren '80. Hoe snel die ontwikkeling is gegaan, blijkt wel uit het feit dat aan het eind van het vorige decennium ruim 700 medewerkers van onze organisatie in het buitenland werkzaam waren, tegen nog slechts 20 aan het begin daarvan. Ook in Utrecht zijn al gauw een paar honderd mensen volledig of grotendeels actief in het op buitenlandse dienstverlening gerichte deel van ons bedrijf. Van de in totaal 1 400 medewerkers van het ei gen bankbedrijf van Rabobank Neder land is thans nagenoeg tweederde werkzaam in de buitenland-sector. Het eind van deze ontwikkeling hebben we zeker nog niet gezien. Ook in de komende jaren zal een flinke groei optreden, zij het mogelijk wat minder snel dan de laatste jaren. Die groei zal vooral komen van de uitbouw van onze bestaande 30 buitenlandse vestigingen; een aantal dat op zichzelf ook nog voor enige uitbreiding in aan merking komt. Met dat vestigingennet verzekeren we ons van de mogelijkheid voor onze leden en cliënten in eigen land een in ternationale bank te zijn. Dat concept wordt van een tweede pijler voorzien via onze activiteiten gericht op het we reldwijde agribusiness-circuit. Daar mee is het buitenland-concept van onze organisatie, zoals het tot nog toe is uitgewerkt, nog eens geschetst. Hoewel we ons op dit terrein, on danks tegenvallers die er ook waren, redelijk succesvol mogen noemen, rijst toch ook de vraag of het gehanteerde concept toereikend moet worden ge acht. De vraag komt vooral op door de Europese ontwikkelingen. Vraagt de ene Europese markt-in-wording niet om een ruimere aanwezigheid in een aantal deelmarkten, dan via een vesti ging in een aantal hoofdsteden bereik baar is? Met name in UNICO-verband is daarover de laatste paar jaar vrij inten sief gediscussieerd. Definitieve ant woorden heeft die discussie nog niet opgeleverd. Toch is het overheersende gevoel in die kring dat een zekere mate van anticipatie op komende Eu ropese ontwikkelingen, zoals de mone taire unie, raadzaam moet worden ge acht. Het is deze gedachte die de ba sis vormt voor enkele bescheiden maar concrete stappen op de weg naar onderlinge samenwerking die re cent zijn gezet. Ik doel daarbij op de samenwerking tussen de ledenbanken van UNICO bij de dienstverlening aan eikaars particuliere cliënten. Onze vori ge maand afgesloten samenwerkings overeenkomst met de Belgische CERA plaatst zich in hetzelfde kader, maar gaat ook nog een stap verder. Met deze coöperatieve zuster wordt ge sproken over de mogelijkheid van ge zamenlijke produkt- en systeemontwik keling, waardoor de kosten daarvan over een groter draagvlak worden ge spreid. Het is niet ondenkbaar dat zich, afhankelijk van omstandigheden en behoeften, nog meer soortgelijke bila terale en multi-laterale samenwer kingsvormen tussen UNICO-partners zullen ontwikkelen. Een van de samenwerkingsvormen waarover thans wordt gesproken, is het creëren van een Europese coöpe ratieve bank. Ook hier is anticiperen op komende ontwikkelingen de achter liggende gedachte. Als er een mone taire unie komt, met één geldstelsel, dan wordt het gewenst als coöperatie ve banken op Europees niveau aan wezig te zijn. Er is dan een analogie met het indertijd in het leven roepen van centrale coöperatieve banken op landelijk niveau. De opdracht van die centrale instellingen was het zo effi ciënt mogelijk vervullen van bepaalde bancaire taken zoals het liquiditeitsbe- heer. In een ECU-bestel lijkt een over koepelende instelling op Europees ni veau daarvoor gewenst. Het is thans nog te vroeg om aan te geven waartoe deze ontwikkelingen zullen leiden. Samenwerking - zeker over de grenzen heen - is over het al gemeen geen eenvoudige zaak. Toch zijn in het licht van de Europe se ontwikkelingen de argumenten die er voor pleiten zo sterk, dat het zetten van weloverwogen stappen op die weg aangewezen lijkt. Dat doen we dan ook; in UNICO-verband, maar bijvoor beeld eveneens in Spanje, waar bij ge brek aan een goede coöperatieve part ner is gekozen voor de Banco Popular. Als deze samenwerkingsverbanden zich ontwikkelen zoals we hopen, ont staat een belangrijke nieuwe lijn in ons buitenlandbeleid: die van de strategi sche allianties. Wijffels 5 Rabobank 3/90

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1990 | | pagina 5