£on* Landbouwcommentaar Nu deze regels zijn ingetrokken, bestaat alleen nog de naamsbescherming voor boter, kaas en poedervormige melkprodukten. Voor presentatie en etiketten wordt gewerkt aan een regelgeving in de Warenwet. Voor imitatie zuivel- produkten, mits ze niet onder de naam van bestaande zui- velprodukten worden aangeboden, bestaat dus alle ruimte. In Engeland en de Verenigde Staten is imitatie zuivel al langer op de markt. Op grond van die ervaringen zullen ook in Europa de volgende produkten verwacht mogen worden: spreads, dat zijn mengsels van botervet en andere vetten, imitatie kaas en 'filled milk' produkten, zoals koffiemelk met vetvervangers. De koffiemelkmarkt is al voor circa 20% overgenomen door vervangingsprodukten. op plantaardige oliën een logisch verlengstuk van het quo tasysteem bij melk. In die gedachtengang zou een heffing tevens goed aansluiten bij de onderhandelingen in het GATT. De Europese Commissie heeft als tegenzet tegen de Amerikanen die alle landbouwsteun willen afschaffen, het begrip 'rebalancing' geïntroduceerd. Dat houdt in: min der steun voor graan, maar meer bescherming bij plantaar dige olie en vetten. Vooral de zuidelijke lidstaten van de EG ondersteunen dit streven. Zij hebben een goede uitgangs positie voor de produktie van plantaardige olie en vetten. De Nederlandse zuivelindustrie en veehouderij zien weinig in dit idee. Olie en vetten zijn behalve zuivelvervangers ook leveranciers van veevoergrondstoffen. De Nederlandse Aan de consument moet goed duidelijk worden gemaakt wan neer het om imitatie zuivelprodukten gaat. Naast de prijsverhoudingen spelen ook specifieke ei genschappen mee in de keuze van de grondstoffen die ver werkt worden tot zuivelachtige produkten. Plantaardig vet maakt boter beter smeerbaar. In ïight'-produkten speelt het gezondheidsaspect van bepaalde vetsoorten een belangrij ke rol. Factoren die voor de consument zwaar wegen. De zuivelwereld laat deze ontwikkeling niet gelaten op zich afkomen. Verschillende zuivelconcerns ontwikkelen zelf produkten die concurreren met de traditionele zuivel produkten. Met grote reclamebudgetten, mogelijk door het verschil in grondstofprijs, kan een imitatie-produkt aange naam meeschuilen onder de zuivelparaplu. De verwachting bestaat bij onder andere de Koninklijke FNZ, de landelijke organisatie van coöperatieve zuivelin dustrieën, dat de Europese quota's voor melk wel eens bin nen 5 jaar met 5 tot 10% verlaagd zouden moeten worden als gevolg van deze ontwikkeling. Dat zou in Nederland het einde kunnen betekenen voor 5 a 8 000 veehouders. Op Europese schaal zijn de gevolgen nog veel scherper. Er gaan dan ook in Europa stemmen op de zuivel en de veehouders te beschermen tegen deze ontwikkeling. Een argument hierbij is dat de plantaardige vetten, oliën en ei witten die in de plaats treden van zuivelprodukten, onbe lemmerd en zonder of met zeer lage invoerrechten kunnen worden ingevoerd. De melkgrondstof is daarentegen 'schaars' en 'duur' gemaakt. In die gedachte is een heffing veehouderij en zuivelindustrie zien meer in het goed duide lijk maken aan de consument dat het hier om imitatie zui velprodukten gaat. Hierbij kan een stuk wetgeving en con trole op de naleving niet gemist worden. Op dit punt van objectieve consumentenvoorlichting kan in het Europa van na 1992 nog heel wat worden verbeterd. HAGfff 27 Rabobank 3/90

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1990 | | pagina 27