Arbeidsmarkt dacht worden dat een groot deel van het huidige werkloosheidsbestand be staat uit moeilijk bemiddelbaren (de zogenaamde 'harde kern') en een ca tegorie die om-, her- en bijscholing be hoeft. Ook zal er altijd sprake zijn van een bepaalde bodem in het aantal werklozen, omdat de aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt tijd vraagt. We noemen dat 'frictiewerk loosheid'. Met een en ander rekening houdend resteert naar schatting nu een direkt beschikbare arbeidsreserve van zo'n 100 000 personen. Het be hoeft geen betoog dat bij de beoogde werkgelegenheidsgroei er al spoedig een tekort aan arbeidsaanbod dreigt. Nu al klagen werkgevers over krapte op arbeidsdeelmarkten. Zo'n situatie kan tot extra loondruk aanleiding ge ven en dat zou de gewenste werkgele genheidsgroei frustreren. Daardoor zouden de eerder ge noemde verhoudingsgetallen tussen werkenden en niet-werkenden met een uitkering zich weer in ongunstige zin gaan ontwikkelen. Dat doet de kosten van het koppelingsbeleid weer stijgen. Immers, minder mensen moeten voor meer personen de benodigde gelden opbrengen. Becijferingen van het Cen traal Planbureau wijzen uit, dat als de lonen in de marktsector jaarlijks met 1% meer zouden stijgen dan 'verant woord' is, de doorvertaling hiervan naar de inkomens in de collectieve sector in 1994 in totaal zo'n f 5 miljard zou kosten. Dat zou grote budgettaire problemen geven. Het probleem is vooral dat de nega tieve effecten van een te grote loonstij ging eerst op langere termijn zichtbaar worden. Op korte termijn lijkt het geen problemen te geven: de consumptie gaat wat extra omhoog en de overheid heeft het voordeel van extra belasting inkomsten. Maar uit de jaren zeventig hebben we geleerd dat de gevolgen op langere termijn voor de werkgelegen heid desastreus kunnen zijn. Sociale vernieuwing In het regeerakkoord is de term so ciale vernieuwing geïntroduceerd, waarbij het er vooral om gaat dat men sen worden geactiveerd, dat isolement wordt doorbroken en dat banen wor den geschapen voor degenen die ook bij het economisch herstel niet als van zelf aan de slag komen, zoals langdu rig werklozen, gedeeltelijk arbeidson geschikten, laag opgeleiden en alloch tonen. Een dergelijke aanpak zou het draagvlak van de samenleving kunnen versterken. Bij zo'n activerend arbeids marktbeleid speelt de nieuwe structuur van de arbeidsvoorziening een centra le rol; werkgevers, werknemers en de Als de sociale vernieu wing succes heeft, zal het aantal werkenden toenemen en het aan tal niet-werkenden met een uitkering af nemen. overheid zijn nu gezamenlijk verant woordelijk voor het arbeidsvoorzie- ningsbeleid. Ook gemeenten worden bij de uitvoering betrokken. Vooralsnog valt de nodige scepsis over deze be- leidsaanpak te beluisteren, omdat de concrete invulling nog niet duidelijk is. De ervaringen met het tot nu toe gevoerde arbeidsmarktbeleid zijn niet zo positief. Nu de arbeidsmarkt gaat knellen, komt het er des te meer op aan wel tot een succesvolle aanpak te komen, waarbij vooral onderwijs en scholing van belang zijn. Ook op dat terrein hebben werkgevers- en werk nemersorganisaties zich samen met het kabinet, in het gemeenschappelijke beleidskader van 1 december 1989, tot de nodige inspanningen verplicht. Als het beleid in het kader van de sociale vernieuwing succes heeft, snijdt het mes als het ware aan twee kanten. Het aantal werkenden neemt toe, terwijl het aantal niet-werkenden met een uitkering afneemt. Daardoor kunnen de genoemde verhoudingsge tallen in de tabel verbeteren. Het is ook denkbaar in aanvulling hierop het pro bleem van de verkrappende arbeids markt te lijf te gaan door het aanmoe digen van extra arbeidsaanbod. In zijn traditionele nieuwjaarsartikel in het economenweekblad ESB suggereert prof. Rutten in dit verband de toetre ding van vrouwen tot de arbeidsmarkt te bevorderen door het wegnemen van fiscale en sociale ontmoedigingsfacto ren. Zo'n aanpak zou de werkloosheid (die de afgelopen jaren maar moei zaam daalde door het juist sterk toene mende arbeidsaanbod) niet direkt ten goede komen, maar wel gunstig uit werken op de werkgelegenheid en het economisch draagvlak voor de collec tieve sector. Op den duur mag dan ook een gunstig effect op de werkloosheid worden verwacht. Vrees loongolf De hoge graad van inactiviteit maakt onze economie extra kwetsbaar voor te forse loonstijgingen, des te meer nu de inkomens in de collectieve sector zijn gekoppeld aan die in de marktsector. Deze kwetsbaarheid kan worden verkleind door deelname van een groter deel van de beroepsge- schikte bevolking aan het arbeidspro ces. De loonvorming luistert in dit kader nauw. Als die wordt afgestemd op de produktiviteitsruimte zal dat èn de groei van de werkgelegenheid ten goe de komen èn een meer gelijkwaardige ontwikkeling van inkomens in de markt- en de collectieve sector moge lijk maken. Als de sociale partners zich van hun verantwoordelijkheid in deze bewust zijn, kan de gevreesde loongolf uitblijven. Voorzover de loonontwikkeling toch de geraamde ruimte te boven gaat, zou de beheersbaarheid van de over heidsfinanciën gediend zijn met een niet al te minitieuze koppeling van de collectieve sector. Daarbij moet wor den bedacht dat de uitkomsten van de loononderhandelingen per sector zul len verschillen. Dan kan men zich af vragen of het niet beter is beleidsmatig tot een redelijk te achten aanpassing van inkomens in de collectieve sector te komen, in plaats van op de automa tische piloot van het statistisch gemid delde van de ontwikkelingen in de marktsector te varen. JOB CENTRE 21 Rabobank 3/90

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1990 | | pagina 21