Interview Rabobank. 'Mijn mentor, professor De Roos, zei iets dat nu nog steeds van toepassing is, namelijk: het is een bank die volop in beweging is. Toen was namelijk net het besluit bekend gemaakt dat de twee centrale banken zouden fuseren. Hij vond de Rabobank een heel verstandige keus, een me ning die ik later nooit heb aangevoch ten.' Coöperatieve dimensie Dat het om een coöperatieve bank ging, was op dat moment voor de net afgestudeerde doctorandus van min der betekenis. 'Toen ik bij de bank kwam, had ik niet veel besef van de coöperatieve filosofie. Als ik nu achter om kijk, moet ik zeggen dat ik blij ben dat ik die keuze gemaakt heb. Als co- operatieve bank hebben wij nog één opdracht meer en die is een bijdrage te leveren aan de economische ontwikke ling van de leden. Dat geeft toch een hele specifieke dimensie aan de werk wijze van een coöperatieve bank.' Het nieuwe lid van de Hoofddirectie onderscheidt zijn loopbaan bij Rabo bank Nederland in drie fasen. 'De eer ste fase was een functie bij Econo misch Onderzoek. In die periode leer de ik vanuit de bankbalans te denken en kon ik veel kennis opdoen op het terrein van het bankvak. Tevens kreeg ik de mogelijkheid contacten te hebben met diverse activiteiten binnen de bank, zodat zich een beeld ging vor men van de inhoud en werkwijze van diverse afdelingen. Voor mij was die kennismaking met de verschillende af delingen binnen de bank de reden om een functie te kiezen in één van die ac tiviteiten. Die kans heb ik toen gekre gen: de gelegenheid werd zelfs gebo den bijna een jaar stage te lopen in Engeland. Daar heb ik met name het vak van accountmanager geleerd. In 1975 was ik dan ook één van de eer ste accountmanagers van de Rabo- bankorganisatie.' Daarmee was de tweede periode van start gegaan. In deze fase van commerciële ontwikkeling was Visser onder meer hoofd van de toen nieuwe activiteit agribusiness en plaatsvervan gend hoofd van het directoraat Relatie beheer en Kredietverlening. 'Ik heb in die tijd heel veel geleerd van cliënten contacten en van het bankbedrijf op velerlei terreinen. Niet alleen de kre dietverlening, maar ook het betalings verkeer, het buitenlandgebeuren, het geld- en kapitaalmarktgebeuren. Dat heb ik met heel veel plezier gedaan.' Visser vervolgt: 'Toen kregen we de derde periode en dat was leiding ge ven aan een bepaald directoraat. Eerst het directoraat Buitenland, met name in een periode waarin de Rabobankor- ganisatie het besluit genomen had om versnelling te geven aan de uitbouw van de buitenland-activiteiten. Het groene licht werd gegeven op basis van het buitenland-beleidsplan. Dat plan is in de laatste algemene verga dering op voortreffelijke wijze door de heer Klarenbeek verwoord. Het hoog tepunt in de laatste jaren was ongetwij feld de samenwerking met de heer Klarenbeek in de buitenland-periode. Ik denk daar met de meest prettige herinneringen aan terug, omdat de heer Klarenbeek niet alleen leiding gaf, maar ook heel nadrukkelijk als coach optrad.' Centrale Bankbedrijf In juli 1989 werd Visser benoemd tot hoofd van het directoraat Bedrijfsre- laties, een functie die hij door zijn be noeming in de Hoofddirectie slechts kort vervulde. Al met al een loopbaan die zich voor het overgrote deel heeft afgespeeld in wat tot voor kort heette het Werkgebied Bankzaken en nu het Centrale Bankbedrijf. Een onderdeel van de organisatie, waarvan soms de indruk bestaat dat er enige afstand is met het 'kernbedrijf', de activiteiten van de aangesloten banken. 'Dat beeld is wel te verklaren', stelt Visser vast. 'De aangesloten banken opereren vanuit hun coöperatieve doelstelling en dat geldt niet voor de eigen bancaire activiteiten van het Centrale Bankbedrijf. In de dagelijkse praktijk kennen wij derhalve een iets andere wijze van bankieren dan een plaatselijke bank. In die zin houden wij ons wat minder bezig met de coöpera tieve opdracht. Daarentegen beseffen de medewerkers van het Centrale Bankbedrijf dat in de samenwerking met de aangesloten banken en bij het aanbieden van het produktassortiment aan de aangesloten banken uitdrukke lijk de coöperatieve doelstelling het kompas is voor aangesloten banken. Bovendien geldt ook vandaag de dag, nu het Centrale Bankbedrijf een heel eigen resultatencentrum is geworden, dat het Centrale Bankbedrijf nog altijd een verlengstuk van de aangesloten banken is. Alles wat een aangesloten bank zelf kan doen, moet ze zelf doen. Het Centrale Bankbedrijf werkt louter aanvullend.' Met name in de periode bij het di rectoraat Buitenland heeft Visser een goede vergelijking kunnen maken tus sen de Rabobankorganisatie en co- operatieve banken elders in Europa. 'In die tijd ben ik onze organisatie en onze organisatiestructuur nog meer gaan waarderen. Op een aantal terreinen hebben wij een behoorlijke voor sprong: op het terrein van marktposi ties, van een intensieve samenwerking tussen de aangesloten banken en de centrale bank en in de structuur, die eenheid combineert met zelfstandig heid van de aangesloten banken. Naar mijn indruk kijken de andere coöpera tieve banken dan ook met enige jaloe zie naar onze organisatie en organisa tievorm.' Behoeften van cliënt Net aan het begin van een nieuw decennium mag een vraag over de kansen en bedreigingen waarmee onze organisatie in de negentiger jaren geconfronteerd zal worden, niet ont breken. 'Ik denk dat er in beginsel de komende jaren heel weinig bedreigin gen behoeven te zijn. Er ontstaan naar mijn oordeel pas bedreigingen indien we ons huiswerk niet goed doen. En de uitdagingen liggen dus met name in dat huiswerk. Eén van de uitdagingen waarvoor we staan, is dat we ons nog meer dan in het verleden moeten bezig houden met de vraag: wat wil de cliënt en wat wil het lid? En dat we nog meer dan in het verleden moeten proberen een produktassortiment samen te stellen dat naadloos aansluit op de behoeften van de cliënt. Die afstemming zal ertoe leiden dat het assortiment de komende jaren eerder nog diverser wordt dan eenvoudiger. Dat legt een grote druk op de orga nisatie, op de medewerkers en op de systemen. Voor de medewerkers bete kent dit dat ze de komende jaren door moeten gaan met het maken van kwa liteitsstappen, door moeten gaan met het opnemen van kennis en door moe ten gaan met het volgen van allerlei opleidingen. Een bank in beweging heeft medewerkers nodig met een hoog kennisniveau. Daar heeft de bank een heel belangrijke taak, maar de medewerker zelf ook', aldus Visser. 'Op het terrein van systemen zullen we veel inzet moeten leveren om die te laten aansluiten bij de diverse produk- ten die we hebben. Daarin past de hui dige decentralisatie van de automati sering en het zal nog heel wat inspan ning kosten om die ontwikkeling suc cesvol af te ronden. Maar lettend op de besluiten die genomen zijn en die zijn overgenomen door de aangesloten banken, heb ik er alle vertrouwen in dat we dit soort uitdagingen de komen de jaren goed zullen op- en aanpak ken.' RC 11 Rabobank 3/90

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1990 | | pagina 11