i helft dit jaar
Visie op 1990
trokken uit de kracht van de dollar en de
voortgaande economische groei in de
Verenigde Staten de conclusie dat de
dubbeltekorten er niet toe doen. Ter ver
klaring van de gebleken aantrekkings
kracht van de Verenigde Staten op bui
tenlandse beleggers en investeerders
wordt dan verwezen naar de hoog ont
wikkelde financiële markten en de afzet
mogelijkheden in een gebied dat reeds
één interne markt is.
De relatieve aantrekkingskracht van
de Europese en Japanse (financiële)
markten neemt echter steeds verder toe.
Hierdoor zullen de Verenigde Staten in
de verder weg gelegen toekomst minder
vanzelfsprekend buitenlands kapitaal
kunnen aantrekken dan nu nog het geval
is. Aangezien de Amerikaanse investerin
gen in verhouding tot het bruto nationaal
produkt nog steeds laag zijn, ligt hier nog
een additionele reden voor de noodzaak
tot een forse toeneming van de binnen
landse besparingen. Een vermindering
van het overheidstekort draagt hier on
middellijk aan bij. In deze zin vormen de
dubbeltekorten nog steeds een probleem
voor de Verenigde Staten.
Op korte termijn hoeft echter niet ge
vreesd te worden voor een algemene be
leggersstaking, zolang een - binnen rek
baar gebleken grenzen - redelijk econo
misch beleid in de Verenigde Staten
wordt gevoerd. Deze situatie kan bij tijd
en wijle wel tot heftige fluctuaties op de
financiële markten leiden, zoals ook in
oktober 1989 weer bleek.
Verwacht wordt dat de economische
groei in de Verenigde Staten in 1990 ver
der zal afnemen tot 1 1/2 a 2%. Gelet op
het handelstekort en de inflatie is dit
geen onwelkome ontwikkeling. Een tra
gere consumptie- en investeringsgroei
vermindert de invoerstijging. Het lopen-
de-rekeningtekort zal echter blijven ste
ken op 120 mrd. Dit als gevolg van de
toenemende rente- en dividendbetalin
gen over de netto buitenlandse schuld
van de Verenigde Staten, die ultimo 1989
naar schatting 600 mrd bedroeg. De
economische groeivertraging zal ook dit
jaar nog maar een beperkt effect hebben
op de prijsontwikkeling, aangezien deze
zich voornamelijk in de goederensector
(auto's, computers, woningbouw) afte
kent. De (niet-financiële) dienstensector
vertoont nog een behoorlijke groei. Een
recessie wordt niet verwacht, aangezien
het afgelopen jaar gebleken is dat de Fe-
deral Reserve zich ook rekenschap geeft
van de reële ontwikkeling. Voor de eerste
helft van dit jaar wordt daarom rekening
gehouden met een verdere, ofschoon be
perkte verruiming van het monetaire be
leid.
In Japan kan de economische groei
zich handhaven op 4 1/2% zonder dat het
inflatietempo versnelt. De centrale bank
van Japan zal de rente relatief hoog hou
den. De verwachte ontwikkeling van de
uitvoer zal vermoedelijk resulteren in een
hernieuwde toeneming van het lopende-
rekeningoverschot tot 90 mrd.
EG-landen
In de EG-landen zal als gevolg van
een daling van het zeer hoge groeitempo
van de investeringen de economische
groei met gemiddeld een 1/2% dalen.
Voor de Bondsrepubliek betekent dit een
reële toeneming van het bruto nationaal
produkt van ruim 3'/2%. De conjuncturele
ontwikkeling zal sterker dan in 1989 wor
den bepaald door de consumptieve be
stedingen, dankzij een belastingverlaging
en de voortgaande toeneming van de
werkgelegenheid. Met uitzondering van
het Verenigd Koninkrijk zal de economi
sche groei in de overige Westeuropese
landen slechts iets afvlakken en voorna-
Economische groei en inflatie in VS, Japan, EG
VS
Japan
EG
I
'89 '90
I Groei BNP Inflatie
'89 '90
'89 '90
I Groei BNP
Inflatie
I Groei BNP
Inflatie
melijk worden gedragen door de
consumptie. De Duitse inflatie zal zich
vermoedelijk stabiliseren op 3% en daar
mee op een voor Duitse begrippen hoog
niveau blijven. De krachtige expansie van
de binnenlandse bestedingen en de
zwakte van de D-mark in 1989 oefenen
een opwaartse druk uit op het prijspeil.
Daartegenover staan echter een groeien
de produktiecapaciteit als gevolg van de
uitbreidingsinvesteringen en de toene
mende (internationale) concurrentie en
het krappe monetaire beleid. Op basis
van dezelfde overwegingen wordt voor
de andere continentaal-europese landen
eenzelfde prijsontwikkeling voorzien. Ver
wacht wordt dat de afvlakking van de
groei in West-Europa pas later dit jaar
een neerwaarts drukkende invloed op de
inflatie zal kunnen uitoefenen. Zolang dit
zich nog niet aftekent, zullen de renteni
veaus in de EG-landen relatief hoog blij
ven.
De geleidelijke openstelling van de
Oosteuropese economieën zal in de ko
mende jaren extra groeikansen bieden
voor West-Europa. Vermoedelijk kan de
Westduitse economie reeds dit jaar har
der groeien dan bovengenoemde 31/2%.
Als gevolg van de instroom van DDR-
burgers wordt rekening gehouden met
extra consumptiegroei en bouwactivitei
ten. Indien dit ook tot extra inflatie leidt,
zal de Bundesbank langer vasthouden
aan het krappe beleid dat met een hoge
rente gepaard gaat. Dit zal dan tevens ef
fect hebben op de renteniveaus in de an
dere EG-landen. Dat de Franse inflatie in
1990 naar verwachting niet meer zal af
wijken van de Duitse is illustratief voor
het in toenemende mate parallel lopen
van de economische ontwikkeling en po
litiek in Europa. De coördinatie van het
monetair beleid wordt stap voor stap ver
der versterkt. Daarnaast vindt het proces
van liberalisatie van het Europese kapi
taalverkeer in juli van dit jaar zijn voltooi
ing. Op economische gronden lijkt een
herschikking van de spilkoersen in EMS-
verband dan ook steeds minder waar
schijnlijk, zij het dat de betalingsbalans
onevenwichtigheden tussen de Europese
landen nog steeds toenemen. In belang
rijke mate worden de tekorten echter ver
oorzaakt door de invoer van kapitaalgoe
deren, samenhangend met de investe-
ringsgolf. Het duurder maken van impor
ten door middel van een devaluatie zou
dus in feite de modernisering van het
produktie-apparaat in de tekortlanden
vertragen.
Ofschoon men dus vraagtekens kan
plaatsen bij de effectiviteit van devalu
aties, moet toch rekening worden gehou
den met een devaluatie van zwakkere
valuta ten opzichte van D-mark en gul
den. De hoop bestaat dat een sterkere
Duitse mark een bijdrage zal leveren aan
drs. H.A.J.M. Hermsen
Internationaal
Onderzoek
I
drs. B.G.J. Walschots
Algemeen Economisch
Onderzoek
7 Rabobank 2/90