Prestatiemeting de onderlinge concurrentie bleef beperkt en er was vooral ook een behoorlijke fi- nancieel-economische regulering. In de bancaire sector bevonden de winstmar ges zich dan ook vrijwel constant op een relatief hoog niveau. Illustratief is ook het minieme aantal faillissementen in de bankwereld. In de periode 1965-1985 werd gemiddeld 1% van het Nederlandse bedrijfsleven door een faillissement ge troffen. Bij banken bedroeg dit percenta ge gemiddeld 0,2; gemeten naar balans totaal was het percentage zelfs ver waarloosbaar klein. Onder dergelijke om standigheden is de noodzaak tot het ont wikkelen van instrumenten die prestaties beogen te verbeteren, slechts gering. Maar gezien de hiervoor geschetste ontwikkelingen in en om de bancaire sec tor en de daaruit voortvloeiende marge- verkrapping verandert dat beeld snel. Het uitsluitend afgaan op het verschil tussen totale opbrengsten en totale kosten, het zogenaamde 'hutje-mutje-bankieren', wordt dan ook steeds minder acceptabel. Er bestaat ook in het bankwezen behoef te aan een systeem waarmee de presta ties kunnen worden uitgesplitst en op on derdelen kunnen worden geanalyseerd. Du Pont-systeem Het tijdens mijn onderzoek ontwikkel de systeem voor bancair gebruik is geba seerd op het in de industrie veel toege paste Du Pont-systeem (zie figuur 1). Dit Du Pont-systeem richt zich uitsluitend op de beoordeling van financiële aspecten. De rentabiliteit van het totale vermogen geldt als een centrale beoordelingsmaat staf, van waaruit middels een vergaande uitsplitsing en detaillering alle financiële facetten van de organisatie kunnen wor den belicht. Aan de hand van het Du Pont-schema kan prima worden geïllustreerd dat het 'op één hoop gooien' van alle gegevens tot onvoldoende inzicht leidt in het reilen en zeilen van een onderneming of een afdeling. Het is immers denkbaar dat de verandering van één van de kengetallen wordt gecompenseerd door een tegenge stelde wijziging van een ander kengetal, zodat niet of nauwelijks verandering op treedt in de totale rentabiliteit. Als bijvoor beeld bij een onderneming de omloop snelheid van het totaal vermogen oploopt van 1 naar 4 bij een gelijktijdige terugloop van de brutowinstmarge van 12 naar 3%, dan blijft het rendement van het totale vermogen gehandhaafd op 12%. Het eindresultaat is hetzelfde, maar er heb ben zich wel degelijk verschuivingen voorgedaan die voor het management van wezenlijk belang zijn. Hoewel het Du Pont-model een goed uitgangspunt vormt, kan dit systeem in de bancaire situatie niet ongewijzigd wor den toegepast. Daarvoor zijn er te veel verschillen tussen de industriële en de bancaire bedrijfsvoering. Zo is er in het bankbedrijf als tegenhanger van de geld- beweging bijvoorbeeld geen beweging van goederen of andere gemakkelijk in ventariseerbare waarden. Ook is het niet mogelijk zonder meer een verband te leggen tussen betalingen en terugbetalin gen, tussen toevertrouwde middelen en kredietverlening. Ook de in het Du Pont systeem gehanteerde uitsplitsing van de rentabiliteit over het totale vermogen is voor banken niet van belang. Bovendien richt het bestaande systeem zich uitslui tend op financiële kengetallen, terwijl in de bancaire situatie ook meting van za ken als marktaandeel, aantal verkochte produkten en transactie-aantallen be langrijk is. Keuze voor produktbenadering Om beter te kunnen inspelen op de bancaire behoeften, heb ik in het door mij ontwikkelde model gekozen voor een produktbenadering. De produktrentabili- teit is de centrale beoordelingsmaatstaf. Voordeel van deze aanpak is dat het sys teem in elke willekeurige organisatori sche eenheid - zowel binnen Rabobank Nederland als bij plaatselijke banken - toepasbaar is. Reorganisaties leveren geen probleem op voor een continue toe passing van het systeem. Met name voor het rentebedrijf geldt dat de 'omzet' van het ene produkt (cre- ditprodukten) de input vormt voor het an dere produkt (debetprodukten). Met het toepassen van een interne verrekenrente kan aan deze relatie inhoud worden ge geven. De hoogte van de verrekenrente wordt vastgesteld aan de hand van de lange termijndoelstellingen van het con cern ten aanzien van bijvoorbeeld solva biliteit, liquiditeit, gewenste balansver houding en prioriteiten binnen het dien stenpakket. De interne verrekenrente fungeert zo enerzijds als hulpmiddel om op concernniveau het gedrag van decen trale organisatorische eenheden te beïn vloeden en biedt anderzijds de mogelijk heden om de resultaten per eenheid te koppelen aan de financiële resultaten op concernniveau. Dr.lr. A. Bruggink is in december aan de Universiteit Twente gepromoveerd op het proefschrift 'Performance control in banking - theory and application' met als promotor prof.dr.J. Bilderbeek. Bruggink is part-time werkzaam bij de stafeenheid Administratie en Bestuurlijke Informatie van het Werkgebied Aangesloten Banken van Rabobank Nederland. Ook is hij universitair docent financieel management en bedrijfseconomie aan de Universiteit Twente. In het promotie-onderzoek werden onder meer diverse eenheden van Rabo bank Nederland betrokken. Er werd nauw samengewerkt met medewerkers van het Werkgebied Aangesloten Banken en de centrale controllers-eenheid. De (Engelstalige) handelseditie van het proefschrift wordt uitgegeven in de pu blicatiereeks van het NIBE onder ISBN 90-72122-25-9. In het promotie-onder- zoek werden diverse eenheden van Rabo bank Nederland, on der meer in Eindho ven, betrokken. Dr.lr. A. Bruggink, Administratie en Bestuurlijke Informatie WAB 29 Rabobank 2/90

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1990 | | pagina 29