f i. Feiten en cijfers Monitor extra 0 De verwachte voortzetting van de conjunctuurhausse zal dit jaar in de meeste EG-landen tot een produktiever- hoging leiden. Het onvoldoende aanbod van gekwalificeerd personeel wordt hier bij een steeds groter knelpunt. En dat op een moment dat in onder meer de Bondsrepubliek en Nederland onderhan delingen voor nieuwe CAO'S lopen. Te ruime loonstijgingen houden het gevaar in van een aanwakkerende inflatie. Voor alsnog voorzien we dat de sociale part ners verantwoorde oplossingen zullen bereiken. Voor 1990 houden we zelfs re kening met een geringe vertraging van het inflatietempo, nu kostenopdrijvende externe invloeden (zoals een hoge dollar koers) zijn afgenomen. De prijsontwikkeling in de Bondsrepu bliek is het meest van belang voor de fi- nancieel-economische ontwikkelingen in de EG. De Bundesbank zal een versnel ling van de Duitse inflatie namelijk onher roepelijk pareren met een nog krapper monetair beleid, dus met verdere rente stijgingen. De EMS-partners zullen dat beleid moeten blijven volgen. Overigens trad in het Duitse inflatiebeeld eind vorig jaar rust in. De consumptieprijsverhoging zal begin dit jaar tot circa 2,5% terugval len. De stijging van de Westduitse prijzen zal sterk beïnvloed worden door de uit komsten van de loononderhandelingen. Nu nog komen de eisen van de Duitse vakbonden uit op een bruto loonstijging van circa 12% op jaarbasis. De verwach ting is dat in de uiteindelijke akkoorden de stijging tot ongeveer de helft zal wor den beperkt. Maar ook daarmee gaan de Duitse loonkosten per eenheid produkt sterker omhoog dan bij de voornaamste partners. Mochten de (inflatie)-ontwikkelingen de Bundesbank aanleiding geven tot een nog krapper monetair beleid, dan kan dit een forse rentelastenverhoging beteke nen voor met name de overheden in lan den met een grote staatsschuld. Zoals de tabel aangeeft, zullen België, Italië en Nederland hiervan veel hinder ondervin den. De meeste grote industrielanden wisten met meer succes een ombuiging in de groei van de staatsschuld te berei ken. Inflatie in enkele industrielanden: 1982-1990 (gemiddelde procentuele verandering consump tieprijspeil per jaar) 1982-'85 1986-'87 1988 1989 1990 Bondsrepubliek 3,3 0,0 1,2 3,0 2,8 Nederland 3,6 -0,3 0,7 1.5 2,3 Frankrijk 8,7 2,9 2.7 3,3 2.8 Ver.Koninkrijk 15,0 5,3 5,0 7,0 6,5 België/Luxemburg 6,8 1,5 1,2 3,3 3,3 Italië 6.1 3,8 4,9 6.3 6,0 EG 7,7 3,3 3,3 4,8 4,5 Zwitserland 3,8 1,1 1.8 3,5 4,0 Japan 2,2 0.4 0,7 2,8 2,5 Verenigde Staten 4.3 2,8 4,1 4.8 5,0 OESO 5,7 3,0 3,7 5.0 4,8 Bron: OESO, 1990 eigen raming Prijsontwikkeling (twaalfmaands mutaties in de Bondsrepubliek in procenten) 6 Invoerprijzen 4 Produc. prijzen H- Cons.prijzen J FMAMJ JAS 88 Bron: Bundesbank ONDJ FMAMJ J ASON 89 /o 6 4 O Overheidsschuld in enkele industrielanden 1981 1990 (in BNP/BBP) 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 Bondsrepubliek 36,6 39,5 40.9 41,5 42,2 42,4 43,7 44,5 42,9 42,1 Nederland 50,3 55,5 61,9 66,1 69,6 71,3 75,0 77,7 79,4 80,8 Frankrijk 36,4 40,1 41,4 43,8 45,4 45,4 47,5 47,2 46.7 46,3 Ver.Koninkrijk 54,5 53,2 53,4 54,8 53,3 52,0 49,6 44,9 40,1 36,2 België 93,3 102,4 113,3 118,6 122,7 127,2 132,5 134,4 133,0 132,9 Italië 61,0 66,3 71,9 77,1 84,0 88.5 92,7 95,0 97,6 100,1 Ver.Staten 37,2 41,4 44,2 45,2 48,3 51,1 51,6 51,5 51,5 50,2 Japan 57,0 61,1 66,9 68.4 69,0 72,8 75.5 73,0 70,1 67,0 OESO 44,2 48,1 51,6 53,5 55,8 58,1 59,2 58,6 57,4 56,2 Bron: OESO Nederland Loonkosten per eenheid produkt in EG Ver. Koninkrijk W. Duitsland 25 Rabobank 2/90

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1990 | | pagina 25