1971-1975 (gem.p.jaar) 2,5
1976-1980 (gem.p.jaar) 1,7
1981-1985 (gem.p.jaar) 2,1
1986 5,3
1987 -0,6
1988 0,7
totaal
De produktie van ruwvoer voor de rundveestapel Is relatief snel gestegen.
tare en 500 boeren. De sovchozen be
werkten in 1985 ongeveer 54% van de
landbouwgrond en de kolchozen 44%.
Het aantal agrarische arbeidskrachten
op beide was met ruim 12 miljoen on
geveer gelijk. Het aandeel van de werk
gelegenheid in de landbouw in de totale
werkgelegenheid is naar onze begrip
pen hoog en bedraagt ruim 16%. Be
zien op wat langere termijn daalt dit
percentage overigens zeer geleidelijk.
Met het gebruik van circa 97% van de
landbouwgrond nemen kolchozen en
sovchozen te zamen circa 75% van de
agrarische produktie voor hun rekening.
De overige 25% wordt geproduceerd
op de 3% particuliere stukjes land. In
1985 werd 60% van de aardappelen,
30% van de groenten, fruit, vlees, melk
en eieren en 25% van de wol door pri
vate produktie voortgebracht. Ruim
20% van de veestapel (inclusief pluim
vee) is privé-eigendom. Er mag echter
niet worden vergeten dat het meeste
voer voor deze dieren afkomstig is van
de staats- en collectieve boerderijen.
Een gedeelte van de produktie in de
privé-landbouw (plus de boven-planma-
tige produktie van de staats- en collec
tieve boerderijen) wordt afgezet via de
kolchozmarkten, waar de prijzen wor
den bepaald door vraag en aanbod en
dus flink hoger zijn dan in de staatswin
kels. Daar staat echter een hogere
kwaliteit tegenover.
De grootschaligheid van de kolchozen
en sovchozen is niet bevorderlijk voor
de doelmatigheid en de productiviteit.
Produktieplannen worden centraal vast
gesteld. De organisatie is strikt hiërar
chisch; terugkoppeling vindt nauwelijks
plaats. 'Boeren' zijn geen zelfstandige
ondernemers maar werknemers; zij zijn
door gebrek aan verantwoordelijkheid
en betrokkenheid onvoldoende gemoti
veerd. Er is geen koppeling tussen
oogstresultaten en beloning. Bovendien
is de plattelandsbevolking jarenlang min
derwaardig behandeld en lokte de stad
met haar betere voorzieningen, waar
door in sommige streken het platteland
sterk ontvolkte. De leiding van de boer
derijen is slechts geïnteresseerd in de
vervulling van het plan; de manier
waarop dit gebeurt en de kwaliteit van
de produkten zijn bijzaak. Een belang
rijk probleem is verder de gebrekkige
infrastructuur (onderhoud machines,
opslag, transport, verwerking, verpak
king). Gemiddeld gaat bijna 20% van
de oogst verloren als gevolg van logis
tieke gebreken. Voor sommige produk
ten kan dit verlies oplopen tot meer dan
het dubbele. Dit komt mede doordat in
lente en herfst grote delen van het plat
teland onbereikbaar zijn als gevolg van
regenval, opdooi en smeltwater.
Produktie
Het aandeel van de landbouw in de
economie van de Sovjetunie is vooral
de laatste jaren dalende en bedroeg in
1988 ruim 17%.
Al decennia lang worden omvangrijke
investeringen in de landbouw ge
pleegd, waarvan een belangrijk deel in
de infrastructuur. Toch is de arbeidspro-
duktiviteit maar langzaam gestegen en
bedraagt deze slechts 40% van die in
de industriële sektor. Het gebruik van
kunstmest en gewasbeschermingsmid
delen is sterk toegenomen. Verdere
stijging van het kunstmestgebruik in de
belangrijke graansector is echter nau
welijks mogelijk, omdat het klimaat te
droog is, de gebruikte rassen een gro
ter kunstmestgebruik niet aankunnen
en machines voor nauwkeurige dose
ringen ontbreken.
Bij de plantaardige produktie heeft
1989 (prognose) 1,3
Bron: Verenigde Naties en PlanEcon
graan een topprioriteit. Van de akker-
bouw-oppervlakte (228 miljoen hectare)
wordt ongeveer 57% met granen be
bouwd. Tarwe is het belangrijkste ge
was. De met granen ingezaaide opper
vlakte nam tussen 1981 en 1987 jaar
lijks met 1 -11 /2% af. Vanwege het korte
groeiseizoen is de opbrengst per hecta
re laag: in 1981-1985 gemiddeld 1.400
kg voor de zomergewassen (in Neder
land: 5.400 kg/ha). De wintergewassen
in de Sovjetunie hebben een hogere
opbrengst; hier wordt 2.500 kg/ha ge
haald (in Nederland: 7.200 kg/ha). De
hectare-opbrengsten in de Sovjetunie
zijn, ondanks alle inspanningen daar
toe, sinds 1970 niet struktureel geste
gen.
Naast het graanareaal is ruim 20% in
gebruik als weidegrond en bijna 10%
voor ruwvoerproduktie (hooi, snijmaïs,
voederbieten). Het restant wordt vooral
benut voor aardappelen en groenten,
oliehoudende zaden, suikerbieten, ka
toen en tabak.
plantaardig
dierlijk
1,7
3,3
1,9
1,6
2.0
2.3
6,1
4,7
-2,7
1,2
-2,7
3,4
1,0
1,5
Tabel 1Groei van de agrarische produktie (in