Een verdieping op de
Landbouwdiscussie
Commissie-Van der Stee komt met rapport
Afgelopen maand kwam er een nieuw rapport
over de landbouw in de publiciteit. Het betreft de
commissie 'Perspectieven Land- en Tuinbouw',
ingesteld door het Landbouwschap. In de wan
deling wordt de commissie genoemd naar haar
voorzitter de oud-minister van Landbouw en van
Financiën mr. A. P. J. M. M. van der Stee. Al
weer een rapport over de landbouwproblemen?
Dit rapport onderscheidt zich van vele anderen,
omdat de veranderingen op het gebied van de
consumptie en in de markt- en afzetorganisaties
een centrale rol spelen. Ook is nieuw dat behar-
tenswaardige dingen worden gezegd over de
belangenbehartiging in de landbouw. Sinds de
Staatscommissie voor de landbouw van 1886 is
er geen landbouwrapport met een dergelijke
ambitie uitgebracht. Alle reden om het omvang
rijke rapport (260 pagina's) door te spitten. Hier
onder enkele eerste indrukken.
Marktleiderstrategie als leidraad
De titel van het rapport 'Om schone zakelijkheid' wijst
op de twee hoofdelementen. De landbouw moet
schoner gaan produceren en de landbouw wordt za
kelijker.
In de inleiding van het rapport wordt met enkele rake
streken de ontwikkelingsgang van de landbouw in de
afgelopen 100 jaar geschilderd.
'Drie generaties boeren en tuinders hebben ieder op
hun manier geworsteld met de gevolgen van de land
bouwcrisis die ontstond in de jaren tachtig van de ne
gentiende eeuw. De eerste generatie bouwde nieuwe
marktorganisaties op. Daaraan hebben de coöpera
ties hun ontstaan te danken. Ook legde deze genera
tie zich toe op kwaliteitsverbetering. Wetenschappelijk
onderzoek op agrarisch gebied kwam op gang met in
zijn kielzog onderwijs en voorlichting. De mechanisa
tie stak schuchter de kop op.
De tweede generatie ging zich specialiseren. Het ge
mengd bedrijf werd verleden tijd. De bedrijven wer
den vergroot en met nieuwe technieken kon menselij
ke arbeid worden bespaard.
De derde generatie beleefde het tot stand komen van
de Europese Gemeenschap die ruimere afzetmoge
lijkheden bood dan voorheen. Van die mogelijkheden
is energiek gebruik gemaakt. Het succesverhaal van
Ir. J. H. Egberink
de Nederlandse land- en tuinbouw in deze periode is
al menigmaal beschreven.
'Is dat succesverhaal ook een vervolgverhaal?',
vraagt de commissie zich af. Op die vraag moet de
vierde generatie het antwoord zien te vinden. De com
missie stelt vast dat de vierde generatie thans voort
bouwt op het succes van haar voorgangers, maar ze
krijgt ook de rekening gepresenteerd voor de bijver
schijnselen van dat succes: overproduktie en milieu
vervuiling.
De commissie meent dat de perspectieven voor de
Nederlandse land- en tuinbouw niet ongunstig zijn.
Wel is een verbreding en vernieuwing van de doelstel
ling nodig. De commissie concludeert dat 'een land
bouw die gekenmerkt wordt door schone zakelijkheid
de toekomst met vertrouwen tegemoet kan zien. Dit
vereist inzicht, inzet en durf van boeren, tuinders, co-
operaties, organisaties, industrie, overheid en land
bouworganisaties'.
Na het analyseren van het toekomstig commerciële
klimaat waarin de land- en tuinbouw komt te verkeren
concludeert de commissie dat een nieuwe strategie
nodig is. Andere en meer gevarieerde wensen van
consumenten, vertaald door steeds meer geconcen
treerde en zich internationaliserende schakels tussen
consument en producent, vraagt van de landbouw
een 'marktleiderstrategie' in plaats van de 'efficiency
strategie' van de afgelopen 100 jaar. Aan coöperaties
wordt een belangrijke rol toegekend om in die strate
gie prijsvoordelen bij de consument te realiseren. Dit
niet zo zeer door blokvorming op de markt, maar door
beter te voldoen aan de eisen vanuit de consumen
tenzijde. Daarbij zullen de coöperaties zich moeten
ontwikkelen tot aantrekkelijke partners van de detail
listen al of niet supermarkten. Dat vraagt investerin
gen van coöperaties in de markten en in research.
Dat zal minder open kunnen dan dat nu het geval is,
anders zijn de concurrenten ons voor, aldus de com
missie. De leden van de coöperaties zullen daarvoor
financiële middelen moeten inzetten. De besturen van
coöperaties zullen de coöperaties de ruimte moeten
geven zich te ontwikkelen als 'draagmoeder' van nieu
we initiatieven.
Tegelijk wordt vastgesteld dat de agrarische pro
ducent minder vrijheid van handelen zal krijgen. Hij
zal niet meer kunnen produceren wat hij wil, maar wat
de volgende schakel voorschrijft. Hij moet voldoen
aan strenge eisen van kwaliteit, hoeveelheden en le
vering. Een integrale benadering die, het zij gezegd,
nogal afwijkt van het huidige marktbeeld waar de boer
en zijn coöperaties er op allerlei niveaus kunnen in
tuinen op de markt. Denk bijvoorbeeld aan de keuze
de varkens af te leveren aan een handelaar die de
dieren levend exporteert dan wel aan een slachterij of
verwerkingsbedrijf. De commissie meent overigens
niet dat de landbouw een eenheidsworst zal zijn. Er