Grootste guldenspartij in de markt
In Nederland heeft de rente monetair afgedaan als doel. Voor de Nederlandsche
Bank Is koerspariteit met de DM centrale doelstelling.
Nauwelijks kon de organisatie bevroe
den, dat deposito's op den duur een
geïntegreerd deel van onze middelen
voorziening zouden gaan vormen.
Vernède daarover: 'Wij beschouwden
dat fenomeen als een soort boze
droom die maar kort zou duren; als we
wakker werden was alle leed geleden.
Tekenend voor die mening is een circu
laire uit die jaren waarin werd gemeld
'dat 5% van de toevertrouwde midde
len in termijndeposito's aanhouden in
eigen bedrijf nog net als aanvaardbaar
kan worden beschouwd', het overtolli
ge ware door te leiden naar de centrale
bank. Vandaag de dag maken termijn
deposito's een veelvoud uit van het ge
noemde percentage en zijn zij volledig
geïntegreerd in de totale creditzijde
van de balans.'
De Nederlandsche Bank doet zich
gelden
Het mag wellicht als een 'natuurlijke re
actie' bestempeld worden, dat de Ne
derlandsche Bank zich in deze hecti
sche tijden nadrukkelijker ging mani
festeren door het uitvaardigen van een
niet aflatende stroom van regels, richt
lijnen en bepalingen. Het gezamenlijke
bankwezen was daar echter weinig
van gecharmeerd.
'De Nederlandsche Bank had maar
één doel voor ogen: het zo snel moge
lijk weer beheersbaar maken van de
welhaast uit de hand lopende situatie.
Het bankwezen (liquiditeitsconcentratie
bij uitstek) was het aangrijpingspunt.
Er dreigde een inperking van (individu-
22 ele) flexibiliteit, hetgeen de manoeu
vreerbaarheid van alle partijen om naar
eigen goeddunken beleid te maken en
uit te voeren nadelig zou beïnvloeden.
En dus moest je je met de banken met
wie je dagelijks in het heetst van de
concurrentiestrijd gewikkeld was toch
om de tafel scharen om met elkaar bij
de Nederlandsche Bank te bepleiten
voor voldoende armslag. Dat was - om
het maar voorzichtig uit te drukken -
een geheel nieuwe ervaring. Aan het
denken over reikwijdte en begrenzing
van eigen en andermans opereren
werd een nieuwe dimensie toege
voegd. Gelukkig mag ik constateren
dat de Nederlandsche Bank inmiddels
heel wat toegankelijker is geworden
voor suggesties en opmerkingen van
haar relaties, de banken. Bij de tot
standkoming van de regeling van de
Monetaire Kasreserve is dat in het eer
ste halfjaar 1989 overtuigend gebleken.'
Over de naad van de balans
Was de 1973-eruptie er voor de Rabo-
bankorganisatie een die zich hoofdza
kelijk aan de creditzijde voltrok (de kre
dietverlening vertoonde een veel rusti
ger verloop), 5 jaar later in 1978, was
de situatie drastisch gewijzigd.
De problemen lagen nu echter aan de
debetzijde van onze balans.
'De kredietverlening was al enige tijd in
een stroomversnelling terecht geko
men', brengt Vernède in herinnering.
'Particuliere hypotheken werden ver
kocht als broodjes bij de bakker. De
prijzen van woningen stegen onophou
delijk en het leek erop alsof 'the sky
the limit' was. Vandaag kopen was - zo
heerste het gevoel - altijd beter dan
morgen en morgen beter dan overmor
gen.
De Nederlandsche Bank vaardigde j
toen een stringente kredietbeperking uit I
en aangesloten banken kwamen snel
aan het plafond van hun uitzettingsmo
gelijkheden.
In die periode - overigens nog maar 10
jaar geleden - oordeelde de organisa
tie dat het teveel aan kredietcapaciteit
niet moest worden opgevuld door het
verstrekken van aanvullende fondsen
door de Centrale Bank (onderhandse
leningen werden in 1984 ingevoerd)
aan de AB.
De Rabohypotheekbank werd - als een
soort Beerse Overlaat - voor de orga-
nisatie ingezet.
De vraag naar vele miljarden werd zo
doende op één beheersbaar punt ge- j
concentreerd. Dat had wel als nadeel
dat aangesloten banken voor de 'over'-
produktie de rol van bemiddelaar kre-
gen aangemeten.
Aan het toenmalige Middelenbeheer
was het om de funding voor die hypo-
theekexplosie te verzorgen.
In het jaar 1979 bijvoorbeeld nam
Rabobank Nederland op de onder
handse kapitaalmarkt meer lange mid
delen op dan de Staat der Nederlan
den.
Naast verdedigen van bestaande posi
ties op de depositomarkt en heel voor
zichtig weer pogen enig terrein terug te
winnen, werden wij opeens geconfron
teerd met het aantrekken van enige
miljarden op jaarbasis lang geld op
markten waarin wij ons de eerste 80
jaar van ons bestaan slechts aan de
geefkant hadden gemanifesteerd. Een
totaal nieuwe situatie. Limietproblemen,
ongesynchroniseerde renteposities, het j
andere bied- en laatspel, onvoldoende
diversificatie van adressen waren zo
enige kernwoorden uit die jaren.
Vandaag, 10 jaar later, heeft die ontwik
keling zich geprononceerder voortge
zet; alhoewel sinds 1984 de opgeno
men gelden nu rechtstreeks bij de aan
gesloten banken terecht komen; de
stand van opgenomen onderhandse le
ningen bedraagt thans reeds vele mil
jarden. De tendens is onmiskenbaar in
de richting van meer centrale funding.
Eigenlijk jammer, omdat het gevaar j
dreigt, dat er op lokaal niveau maar
'aan één kant van de balans' geban
kierd wordt. Als je zelf de middelen
moet - en kan - verzorgen is dat veel
volwaardiger.'
De rente-ontwikkeling is na de woelige