21
Liquiditeitenspons
worden als het bagatelliseren van onze
bancaire functie of een onvriendelijke
opmerking in de richting van onze na
tionale bank. Het is een waardevrije,
nuchtere typering van het mechanis
me, dat achter de financiële markt
steekt en de wijze waarop partijen met
elkaar omgaan.
Vernède: 'Kijk, je moet het bedrijf van
het directoraat Geldbeheer zien als een
liquiditeitenspons, waar gelden uit de
organisatie naar toe en afvloeien, waar
verbindingen naar de Nederlandsche
Bank bestaan en er relaties worden on
derhouden met marktpartijen, waar we
middelen voor korte of langere tijd kun
nen stallen of lenen. Voortdurend is bin
nen die spons geld in omloop.'
Vernède maakt dat aanschouwelijk:
'Vanmorgen komt bij ons directoraat
het bericht binnen dat vanuit 'Zeist'
voor enkele honderden miljoenen aan
tapes naar de Bankgirocentrale is weg
gegaan, die om 12.00 uur betaald
moeten worden. Van onze kas uit Eind
hoven kregen we het bericht dat de
aangesloten banken voor zo'n f 85 mil
joen aan chartaal geld hebben opgeno
men. Eergisteren is er voor een kleine
tien miljard aan valuta-transacties af
gesloten, die vandaag verrekend moe
ten worden. Wij, Geldbeheer moeten
gewoon zorgen dat dat geld op de juis
te tijd en op de juiste plaats beschik
baar komt en dat er betaald wordt, zo
simpel ligt dat. De spons moet vol
doende vocht krijgen. Per dag gaan
hier vele miljarden om.'
'Daarnaast hebben we als organisatie
een liquiditeitsverplichting naar de Ne
derlandsche Bank. Daarmee kopen we
als het ware onze licentie voor het uit
oefenen van het bankbedrijf. Als orga
nisatie verwerken we die - natuurlijk
- in een eigen regeling, waarmee we
tegelijkertijd een aantal organisatiedoe
len dienen. Zo moeten er middelen vei
lig gesteld worden om Rabobank Ne
derland in staat te stellen om haar bij
drage te leveren in de dienstverlening
aan de primaire relaties, de leden van
de Rabobankorganisatie.
Onze missie is ervoor te zorgen, dat
we als organisatie altijd aan de liquidi-
teits-eis blijven voldoen én dat de orga
nisatie een zo hoog mogelijk rende
ment maakt op de collectieve midde-
lenpool. Daarvoor maken we een com
positie van kort en lang geld, houden
we rekening met expiratiedata en
transformeren we kort in lang geld; al
thans als dat meer opbrengt.'
Op de dag van zijn afscheid werden de heer P. Vernède de versierselen
behorend bij de koninklijke onderscheiding opgespeld door burgemeester
mevrouw A. J. Ie Coultre-Voest van de gemeente Blaricum.
Betrekkelijkheid van historische
waarden
Die laatste opmerking brengt ons van
zelf op de ontwikkelingen van de geld
markt. Die heeft zeker in de laatste de
cennia tumultueuze tijden gekend,
waarbij gevestigde 'waarheden' - zo
als: de rente van lang geld brengt meer
op dan kort geld - tenminste voor her
overweging vatbaar werden.
Vernède plaatst de ontwikkelingen in
een historisch perspectief: 'In de jaren
'50 en '60 werden de overschotten van
de aangesloten banken - met een ge
middelde liquiditeitspositie tussen de
35 en 40% (nu 22%) - voor lange ren-
tefixatieperioden belegd. Deels vanwe
ge de rentabiliteitsdruk maar ook om
dat (behalve een zeer kortstondige pe
riode tijdens de Koreacrisis) niemand
een zeer sterke liquiditeitsonttrekking
in een kort tijdsbestek kon bevroeden.
Het was met name de eerste oliecrisis
in 1973, die voor ons allemaal - mezelf
niet uitgezonderd - een grote schok te
weeg bracht. Natuurlijk was de rente in
de jaren '50 en '60 langzaam maar ge
staag opgelopen van 31/2 naar 7%, lag
de geldmarktrente wel eens dicht bij
die van de kapitaalmarkt en kwam er
zelfs wel eens gedurende een paar
maanden een omgekeerde rentestruc
tuur voor. Maar dat waren in de ogen
van de toenmalige financiële deskundi
gen slechts rimpeltjes in de vijver en
zeker geen voorbodes voor de orkanen
die ons te wachten stonden.
Rentefixatieperioden van 25 tot 40 jaar
waren in die jaren normaal; het was
toch altijd al zo geweest? Trouwens bij
een kapitaalmarktrente van 41/2% hoor
de gewoon een geldmarktrente van
21/2%. En zelfs al voelde je op je klom
pen aan dat er ergens in de toekomst
iets zou kunnen of moeten spaak lo
pen, je liet het wel uit je hoofd om voor
die twijfels een rendementsoffer van
2% te brengen. Nog afgezien van het
feit dat alle aangesloten banken over je
heen zouden vallen vanwege de veel te
lage A-rente. Ja, ook toen al!', voegt
Vernède eraan toe. Ons kent ons.
Termijndeposito 's rukken op
'Toen in 1973 de oliecrisis losbarstte en
de olieprijzen als een raket stegen,
werd de geldmarkt in een korte periode
volledig ontwricht. Er ontstond een
groot gebrek aan liquiditeiten om deze
hoge olieprijzen te kunnen betalen, ge
volgd door een wereldwijde voorraad-
golf (hamsteren) die uitmondde in een
scherpe stijging naar vraag om krediet
faciliteiten in rekening courant, met
name bij het grote bedrijfsleven. Drie-
maandsgeld, dat in april 1973 nog 2%
deed, moest in begin september al
10'/2% opleveren.
Die ontwikkeling vergde het uiterste
van onze organisatie, die toch al volle
dig in beslag genomen werd door het
fusieproces, een energie- en aandacht-
vretend project waarbij extern rentege-
weld gemist kon worden als kiespijn.
Snelle en doeltreffende maatregelen
waren geboden.
Onder die omstandigheden was het
niet verwonderlijk dat de liquiditeitspo
sitie van de organisatie in een snel
tempo zorgen ging baren.
Om het tij te keren wordt het doorgeven
van termijndeposito's als instrument in
gevoerd; in korte tijd wordt meer dan
f 1 miljard doorgeleid (op een spaarbe-
stand van 20 miljard). Het aantal tele
foontjes over (natuurlijk) te lage tarie
ven op de advieslijstjes nemen onrust
barende vormen aan; in de maanden
dat 'call-rentes' tot 60% opliepen en
'maands' tot 18 a 20% dagelijks vele
honderden.'