De factor arbeid zal in de ko mende jaren in toenemende mate de aan dacht vragen. Het wordt steeds moeilij ker vakbe kwaam en hooggeschoold personeel aan te trekken. tere levenscyclus van een nieuw pro- dukt betekent een kortere terugverdien- tijd voor de ontwikkelingskosten. Een prijsverhoging kan daarvan het noodza kelijke gevolg zijn. Er klinken steeds duidelijker signalen dat de consument bereid is om voor een beter, modern en aan zijn ideeën appellerend produkt meer te betalen dan voor een produkt van dertien uit een dozijn. Een andere methode om de basisontwikkelingskos ten terug te verdienen zit in diverse vor men van samenwerking. Deze coöpe ratie kan plaatsvinden tussen MKB-on- dernemingen onderling, of tussen ver schillende kleine ondernemingen en een grootbedrijf. Herwaardering produktiefactoren Het ondernemerschap heeft de laatste jaren volop in de belangstelling ge staan. Terecht, want (ook) in het MKB heeft ondernemerschap de aanzet ge geven tot het economisch herstel waar we nu de vruchten van kunnen plukken. De andere produktiefactoren zullen in de komende jaren echter steeds meer op de voorgrond komen te staan. Vaak worden de grootheden kapitaal en arbeid als complementair gezien. Een arbeidsintensieve bedrijfstak was wel haast per definitie kapitaalextensief en andersom. Steeds meer bedrijfstakken in het MKB worden echter arbeids- én kapitaalintensief. In produktiebedrijven, waar de factor kapitaal altijd al een vooraanstaande rol heeft gespeeld, ontstaat in toenemende mate behoefte aan gespecialiseerd, hooggeschoold en vakkundig personeel. In de detailhandel en grote delen van de dienstverlening, waar het produktieproces grotendeels rond de kwaliteit van de factor arbeid is georganiseerd, doen steeds meer kapi taalintensieve bedrijfsmiddelen hun in trede. Dit is voor een belangrijk deel het gevolg van de opkomst van de automa tisering in deze branches van het MKB. De factor arbeid zal in de komende ja ren in toenemende mate de aandacht vragen van ondernemend Nederland en de overheid (inclusief de onderwijs instellingen). Nu reeds zijn er signalen dat het vrijwel onmogelijk wordt om in de nabije toekomst in voldoende mate vakbekwaam en hooggeschoold perso neel aan te trekken. Voor zover er nog jonge mensen zijn om een vak te leren, bestaat het gevaar dat onderwijs en praktijk zover uiteengroeien, dat pas opgeleiden nauwelijks (direct) in het produktieproces inzetbaar zijn. Veel produktiemethoden van de jaren ne gentig moeten nog uitgevonden wor den, terwijl de toekomstige medewer kers nu al in de schoolbanken zitten. Een hechte samenwerking tussen on derwijs en bedrijfsleven kan wellicht voorkomen, dat de factor arbeid in de nabije toekomst problemen gaat ople veren. Dit vereist samenwerking op ba sis van wederkerigheid: het bedrijfsle ven als (bij)stuurder in het onderwijs en het onderwijs als (bij)scholer voor on dernemers en medewerkers die reeds in het bedrijfsproces zijn opgenomen. De factor kapitaal komt in een iets an der licht te staan, indien gesproken wordt van technisch hoogwaardige ka pitaalgoederen. Er bestaat enige zorg over de relatie MKB-technologie. Het MKB is niet direct de grootste vernieu wer, als het gaat om de invoering van fundamentele produkt- en procesinno vaties. Dank zij gevoel voor contacten en het informele informatieproces, met name via leveranciers en afnemers, is het MKB evenwel nog steeds in staat op de hoogte te blijven van de ontwik kelingen op het gebied van de tech niek. De contacten met de werkelijke vernieuwers, zoals de technologische ontwikkelcentra van universiteiten, ge specialiseerde onderzoekinstellingen en grote bedrijven, zijn echter een stuk minder intensief. Het is daarom de vraag of het MKB op basis van deze vorm van kennisvergaring ook in de ko mende jaren, waarin de techniek zal 'demarreren', aansluiting bij de kop groep zal houden. Het is zelfs niet on denkbaar dat men zal moeten 'lossen uit het peleton'. Een voortvarende ont wikkeling van regionale, gemakkelijk toegankelijke kennisoverdrachtspunten, waar de nieuwe techniek in een prakti sche en gemakkelijk opneembare vorm in het bedrijfsbeleid van het MKB geïn tegreerd kan worden, is in hoge mate bepalend voor de wijze waarop het MKB de aansluiting zal weten te be houden. Wellicht kan ook de ontwikke ling van wetenschapsparken een zet in de goede richting geven. Tot slot de natuur. Elders in dit blad komt de relatie tussen milieu en be drijfsleven uitgebreid aan bod. De voor gestelde maatregelen op milieugebied zullen grote delen van het midden- en kleinbedrijf op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid aanspreken. De milieumaatregelen brengen extra inves teringen met zich mee voor bedrijven die het milieu belasten. Hierdoor stijgen de produktiekosten van die bedrijven, waar voor hen nauwelijks baten tegen over staan. Op een aantal gebieden kunnen bedrijven te maken krijgen met beperkingen in de bedrijfsvoering. Mo gelijk zitten er ook kansen in de markt voor bedrijven die zich toeleggen op milieuvriendelijk voortgebrachte pro- dukten. Milieuvriendelijke produktie vraagt ech ter niet alleen techniek maar ook orga nisatie en kennis. Door alleen een tech nische oplossing na te streven, is de kans niet denkbeeldig dat dezelfde fout wordt gemaakt als in de jaren zeventig rond de automatisering. Toen zijn veel automatiseringsvraagstukken eerder verergerd dan opgelost door (alleen maar) een computer in huis te halen. Zo zal men ook nu, door het milieupro bleem alleen technisch aan te pakken en de organisatie en de motivatie van de medewerkers te verwaarlozen, van de zure regen in de vuile drup terecht komen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1989 | | pagina 8