Rabobank trekker Minitel-proef Volgende maand krijgen 300 inwoners van het Noordbrabantse Nuenen de be schikking over een zogenaamde Mini tel-terminal. Een beeldscherm en een toetsenbord waarmee ze vanuit huis elektronisch kunnen bankieren, winke len en informatie opvragen. Het gaat hier om een proefproject, waarmee een aantal ondernemingen en instellingen zowel de technische mogelijkheden als de consumentenacceptatie in de prak tijk wil testen. Rabobank Nederland is initiatiefnemer en belangrijkste trekker van het project Brabant/Nuenen, een duidelijk bewijs dat in het distributiebe leid van de Rabobank plaats is voor een innovatieve aanpak. Nog niet zo lang geleden zagen we ons uitgebreide vestigingennet als het eni ge, vanzelfsprekende kanaal voor de afzet van bankdiensten. Dat beeld is de afgelopen jaren snel veranderd. Bank kantoren blijven een belangrijke functie houden, want bankieren is ook in de toekomst voor een groot deel mensen werk. Maar daarnaast zullen andere af zetkanalen een steeds grotere rol gaan vervullen. Het distributiebeleid van de Rabobank rust de komende jaren dan ook op de pijlers kantoren, zelfbedie ningsapparaten en elektronische net werken. De drang tot kostenbeheersing en de innovatieve cliëntbehoeften zijn de belangrijkste argumenten om in het brede scala van distributievormen veel aandacht te geven aan de technologi sche mogelijkheden. De geldautomaat is inmiddels het 'klassieke' voorbeeld om te illustreren hoe beide argumenten samen kunnen gaan. Enerzijds is er het voordeel van de verwerkingskosten die veel lager uitvallen dan bij een kasop name aan de balie. Anderzijds is er het gemak voor de klant dat hij op ieder ge wenst uur van de dag of de nacht geld 'uit de muur' kan halen. Ook bij Rabo teleBank, het elektronisch thuisbankieren voor particulieren, draait het om die combinatie van efficiency en cliëntgemak. In het project Brabant/ Nuenen wordt Rabo teleBank voor het eerst in de praktijk getest. Voor deelname aan de Brabantse proef worden particuliere cliënten van de Rabobank Nuenen uitgenodigd. Via hun Minitel-terminal, die wordt aange- Vervolg Wob op pagina 4 Als je naar de tijdsplanning kijkt, die het begin en het einde van het proces mar keert waarbinnen het concept-beleidsplan van de gezamenlijke aangesloten ban ken tot stand komt, dan kan geen andere conclusie getrokken worden: een tijdsin tensieve aangelegenheid, vanaf februari tot december, de maand waarin het de finitieve stuk aan de aangesloten banken wordt aangeboden. Twee, drie maanden later starten de nieuwe voorbereidingen alweer. Sommigen vragen zich af of die frequentie wel nodig is. Er zou immers niet zoveel veranderen. Een herkenbaar gevoel, maar mijns inziens onterecht. Als je eens de verschillende beleidsplannen van de organisatie de revue laat pas seren, dan zie je van jaar tot jaar accentverschillen, soms fors, dan weer wat ver fijnder. Kennelijk gebeurt er zoveel, dat het de moeite loont je ieder jaar eens te bezinnen wat de komende periode aan kansen en uitdagingen, maar ook bedrei gingen met zich brengt. Aan de vooravond van de jaren negentig klemt dit des te meer, en niet alleen om dat daar op enig moment '1992' langs zal komen. Er gebeurt zoveel in de markten - o.a. herpositionering in grote delen van het be drijfsleven, met de daarbij behorende internationalisatie, de verdere opmars van de informatica, niet alleen binnen de bank, maar vooral in de relatie tussen de bank en haar cliënten - dat iedere bank het aan zichzelf verplicht is om te bezien wat deze ontwikkelingen strategisch voor haar betekenen. Aan welke kwaliteitsei sen moet voldaan worden, gegeven de zich ontwikkelende behoeften van de markt in het werkgebied? Wat betekent dit voor de schaalgrootte van de bank? Dergelijke vragen - en antwoorden - behoren in de komende tijd regelmatig ge steld te worden. Met name in de bedrijvenmarkt doen zich in een hoog tempo vele ontwikkelingen voor, waarbij ik me in dit kort bestek beperk tot de markten van handel, industrie en dienstverlening. De verdere groei van allerlei vormen van samenwerkingsverbanden (o.a. franchi- se-organisaties) vereist van de organisatie adequaat antwoord om onze sterke positie in het kleinere midden- en kleinbedrijf (MKB) minstens te handhaven. Een van de strategieën om dit te bereiken is om vooral in het naastliggende marktsegment - dat van het grotere MKB - een meer markante positie in te ne men, juist omdat daar in eerste instantie vernieuwingen - veelal technologisch geïnspireerd - ontwikkeld en toegepast worden, die vervolgens hun weg vinden in de richting van het overige MKB. Vanwege het strategisch belang van dit segment zullen zowel lokaal als centraal forse inspanningen over een langere tijd nodig zijn om het ten behoeve van een groter marktaandeel vereiste kwaliteitsniveau met betrekking tot medewerkers, in- formatica-ondersteuning en een aangepast bedieningsconcept te realiseren. Het hoge professionele niveau, dat de organisatie in de agrarische sector heeft verworven, kan in dit verband als norm dienen. Een dergelijk hoger marktaandeel kan pas geleidelijk aan verkregen worden, waarbij in eerste instantie verantwoord geïnvesteerd moet worden op plaatselijk niveau op het gebied van deskundigheid van het personeel, goed relatiebeheer van de bestaande cliënten en dergelijke. Als deze voorwaarden zijn vervuld kan aan een actieve en planmatige bewerking van de markt gedacht worden. Omdat historisch aantoonbaar is dat de risico's, verbonden aan de financiering van dergelijke bedrijven, relatief groot zijn, is een consistent en verantwoord acceptatiebeleid juist ook in dit segment op zijn plaats. Marktaandeel vergroten door het oprekken van het risicoprofiel past niet in een kredietcoöperatie. Tenslotte dienen we in de bedrijvensector de vinger aan de pols te houden met betrekking tot de opkomst van elektronische netwerken tussen bedrijven (denk bij voorbeeld aan de automobielbranche) en de betekenis daarvan voor de financiële dienstverlening. Deze ontwikkelingen die door 1992 ook nog een sterkere internationale dimensie krijgen, doen bij vele van onze banken de noodzaak toenemen om zich verder te ontwikkelen tot een bank, die naast de agrarische sector en het kleine MKB. ook het grotere MKB professioneel kan bedienen. Als we vervolgens eens wat specifieker naar de particuliere markt kijken dan zien we dat deze zich verder ontwikkelt tot een naar verwachting ook geleidelijk aan meer internationaal georiënteerde massamarkt, met daarbij behorende uniformi teit en aangepaste distributiemethoden. Maar ook dat er steeds grotere groepen particulieren komen, die van de bank hoogwaardige dienstverlening verlangen, bij voorbeeld op het gebied van beleg gen. Via selectief relatiebeheer zal de bank beide delen van de particuliere markt op adequate wijze moeten kunnen bedienen. Om bovenstaande uitdagingen aan te kunnen, zal consequent en permanent geïnvesteerd dienen te worden in de bedrijfsvoering van de bank. We denken daarbij aan het belang van de informatisering - een aparte paragraaf in het be leidsplan van de lokale bank zou niet misstaan - het investeren in de kwaliteit van de medewerkers en het kritisch bezien van de totale kostenstructuur van de bank, waaronder de distributiekosten. Er verandert veel en snel: voor iedere aangesloten bank is een eigen beleidsplan een onmisbaar instrument. Burghouts

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1989 | | pagina 3