Economische gevolgen
Investeringen en kosten
Data milieumaatregelen NMP-scenario 1985-2010, additioneel ten opzichte van
het centrale pad (in miljoenen guldens; prijspeil 1985)
Investeringen Netto jaarlijkse kosten3
1990
1994
2000
2010
Landbouw en visserij
12817
742
959
868
714
Voedings- en genotmiddelen
3 804
54
168
316
311
Textieltakken
355
6
17
34
37
Overige industrie
2815
38
94
154
121
Chemische industrie
8 720
185
497
661
575
Metaalindustrie
5 049
356
505
722
666
Aardolie en openbaar nut
5 202
344
626
879
1 015
Delfstoffenwinning
1 700
103
140
161
191
Bouwnijverheid
1 741
106
213
300
327
Woningbezit
12 999
- 75
52
32
- 94
Handel
5 271
318
476
589
597
Vervoer
17 253
243
364
514
639
Rest tertiair
2 752
48
75
104
53
Kwartair
771
50
102
168
198
Overheid
29 957
400
664
637
418
Totaal bedrijven en overheid
111 207
2 918
4 952
6 139
5 768
Huishoudens
18 636b
1 848
2 599
3 276
3 203
Totaal
129 843
4 766
7 551
9 415
8 971
3 Kapitaalslasten, operationele kosten en netto overdrachten, exclusief bedragen in centrale
pad. Energiekosten gecorrigeerd voor prijsontwikkeling 1985-1987.
b Consumptieve bestedingen.
Bron: CPB
Ook in het NMP wordt uitgegaan van
een voortgaande economische groei.
Het Centraal Planbureau (CPB) heeft
getracht de gevolgen te kwantificeren
van het NMP voor de Nederlandse eco
nomie. Daarbij is een onderscheid ge
maakt tussen een scenario, waarin het
buitenland vergelijkbare maatregelen
treft, en een waarin dat niet het geval
is. De berekeningen zijn vooral indica
tief bedoeld.
Op middellange termijn (tot 1994) leg
gen de extra investeringen in milieu
voorzieningen veel gewicht in de
schaal, waardoor de negatieve effecten
van de toename van de milieulasten
macro-economisch gezien vrijwel wor
den gecompenseerd. De uitvoer zal
naar verwachting dalen. Een groot deel
van het exportpakket bestaat immers
uit chemische produkten en voedings-
en genotmiddelen; de producenten
daarvan zullen met een relatief sterke
stijging van de milieukosten worden ge
confronteerd.
Op langere termijn zullen de gevolgen
voor het produktievolume van bedrijven
en de werkgelegenheid licht negatief
zijn. Indien het buitenland geen over
eenkomstig milieubeleid voert, zou de
produktiegroei van de bedrijven in 2010
ten opzichte van 1985 met 111% zijn
gestegen tegen 114% bij ongewijzigd
beleid. Dat betekent over de hele perio
de een groeivertraging van gemiddeld
0,1% per jaar. Indien het buitenland wel
overeenkomstige milieumaatregelen
treft, zijn de effecten vrijwel te verwaar
lozen. Er zullen echter bedrijfstakken
zijn, die ten gevolge van het NMP-be-
leid met een aanmerkelijke daling van
het produktievolume rekening zullen
moeten houden. Dat zijn vooral de
landbouw, de voedings- en genotmid
delenindustrie, de chemie (indien het
buitenland achterblijft met maatrege
len), de openbare nutsbedrijven en de
delfstoffenwinning. De bouwnijverheid
en in mindere mate de overige industrie
zullen daarentegen positieve afzetim-
pulsen krijgen van de uitvoering van het
NMP.
Macro-economisch zijn de gevolgen
van het uitvoeren van het NMP beperkt
te noemen. Daarbij moet wel worden
bedacht dat één van de vooronderstel
lingen bij de berekeningen van het CPB
is geweest een jaarlijkse economische
groei van 3% bij ongewijzigd beleid. Bij
een lagere economische groei zullen
milieukostenstijgingen echter zwaarder
wegen.
In de periode 1985-2010 zal een groot
bedrag moeten worden geïnvesteerd in
milieuvoorzieningen en -apparatuur.
Bedrijfsleven en overheid zuilen geza
menlijk f 147 miljard investeren, waar
van f 111 miljard rechtstreeks voort
vloeit uit de milieumaatregelen van het
NMP. Gemiddeld is dat f 6 miljard per
jaar, tegen ruim f 2,5 miljard per jaar in
de periode 1988-1992.
De milieukosten zijn in Nederland sinds
1980 met een gemiddeld jaarlijks groei
percentage van 8% opgelopen tot f 8,3
miljard in 1988. De kosten bestaan on
der meer uit rente en afschrijvingen,
personeelskosten, onderzoekskosten,
betaalde heffingen en diensten van der
den. Volgens het NMP zullen de jaar
lijkse milieukosten versneld gaan stij
gen tot f 15 miljard in 1994. Dat komt
overeen met 3% van het Netto Natio
naal Inkomen (NNI). Na 1995 vlakt de
kostenstijging af, waardoor in 2010 het
beslag op het NNI uitkomt op 2%.
Indien er naar de verschillende bedrijfs
takken wordt gekeken, dan blijken de
kosten van milieumaatregelen niet ge
lijkmatig gespreid te zijn over de bedrij
vigheid. In de tabel zijn de extra kosten
weergegeven, ten opzichte van een
ontwikkeling zonder de additionele
NMP-maatregelen. De agrarische sec
tor, de metaal-, de chemische en de
aardolie-industrie en de openbare nuts
bedrijven zullen met flinke kostenstijgin
gen worden geconfronteerd, terwijl de
gevolgen voor grote delen van de com
merciële dienstensector en de kwartai-
re sector beperkt zullen blijven. De wer
kelijk te maken kosten hangen ook af
van de technologische ontwikkeling.
Als er op het gebied van schone pro-
duktietechnologieën snelle vorderingen
zouden worden gemaakt, zullen de
milieukosten lager uitvallen dan nu is
voorzien.
Overheidsbeleid
Uitgangspunt voor het milieubeleid van
de overheid is het internationaal onder
schreven beginsel 'de vervuiler betaalt'.
In de toekomst zal dit beleid en de
handhaving ervan verder worden aan
gescherpt. In het NMP wordt dat ener
zijds tot uiting gebracht via normen en
voorschriften ten aanzien van emissies,
afvalstromen en produkten. Het plan
bevat ook een fasering in de tijd voor
het bereiken van bepaalde doelstellin
gen. Anderzijds worden financiële in
strumenten genoemd, zoals milieu
heffingen en risico-aansprakelijkheid.
De sanering van de nu bekende milieu
erfenissen uit het verleden zal naar
schatting ongeveer f 150 miljard kos
ten. Getracht wordt om deze kosten zo
veel mogelijk op de veroorzakers te
verhalen. Zo heeft de overheid in ver
band met bodemverontreiniging voor
een bedrag van f 0,5 miljard aan
schadeclaims ingediend bij bedrijven.
Een andere pijler van het milieubeleid
is het versterken van de eigen verant
woordelijkheid van het bedrijfsleven.
De overheid wil de zelfwerkzaamheid