8
van het instrumentarium laat de mone
taire kasreserve nog een aantal vragen
open. Met name verdienen enkele bui
tenlandse aspecten extra aandacht.
DNB constateert terecht dat de integra
tie en liberalisatie van financiële mark
ten - en de daarmee samenhangende
toegenomen concurrentie op die mark
ten - grenzen stellen aan de effectivi
teit van regelingen die gericht zijn op
het nationale bankwezen. De vraag is
aan de orde in hoeverre in een kleine
open economie als de Nederlandse
een kredietbeperkende regeling het
gewenste effect zal sorteren. Een be
perking van de binnenlandse liquidi
teitscreatie kan immers leiden tot extra
liquiditeitstoevoer uit het buitenland,
die vanwege het geliberaliseerde kapi
taalverkeer niet direct kan worden be
heerst.
DNB onderkent dit probleem. Zij con
stateert dat in de afgelopen jaren daar
toe reeds een geleidelijke accentver
schuiving in haar monetaire beleid
heeft plaatsgevonden. Er wordt thans
een beleid gevoerd dat minder gericht
is op de beheersing van de totale geld-
hoeveelheid en meer op het beperken
van de in het binnenland geschapen
liquiditeiten, zulks met het oog op een
stabilisatie van de wisselkoers van de
gulden. Een overmatige binnenlandse
liquiditeitscreatie kan immers leiden tot
een afvloeiing van kapitaal naar het
buitenland, wat de koers van de gulden
onder druk zet.
Kapitaaluitvoer kan echter door een
veelheid van factoren optreden. Een
overmatige binnenlandse liquiditeits
creatie is er daar slechts een van. In
een pas gepubliceerd onderzoek naar
de resultaten van de vorige kredietres
trictie, de 'beperkte dijkbewaking',
noemt DNB bijvoorbeeld de emissie-ac
tiviteit van de Nederlandse overheid, de
toenemende onzekerheid op de inter
nationale valutamarkten en incidentele
factoren, zoals bijvoorbeeld de perike
len rondom de Duitse bronbelasting.
Ook het zogenaamde 'buitenlandlek' is
een van de vormen waarin de versto
rende invloed vanuit het buitenland
zich manifesteert.
DNB constateert, eveneens in haar
jongste kwartaalbericht, dat door het
Nederlandse bedrijfsleven ten tijde van
de vorige kredietrestrictie in verhoogde
mate krediet werd opgenomen in het
buitenland. Aldus kan gesteld worden,
dat de effectiviteit van een krediet
restrictie ten dele wordt ondergraven
doordat men desgewenst kan uitwijken
naar buitenlandse (filialen van Neder
landse) banken.
Evenwichtsverstorende kapitaalbewe
gingen zullen blijven bestaan, zolang
er nog geen sprake is van een op Eu
ropees niveau gevoerd beleid. Tot die
tijd zal er een nationaal monetair beleid
moeten worden gevoerd. 'Vanzelfspre
kend vereist dit een goede onderlinge
afstemming van het beleid en een ge
lijkgerichtheid bij de keuze van het in
strumentarium', aldus DNB. Ondanks
de invoering van de vernieuwde mone
taire kasreserveregeling, blijkt de
schoen op dit punt nog te wringen.
Bij de keuze van het instrumentarium
ontbreekt vooralsnog de gelijkgericht
heid voor wat betreft het rentetarief dat
als sturingsinstrument wordt gebruikt.
In ons land is, ten gevolge van de
noodzaak om de geldmarktrente te ge
bruiken als sturingsinstrument voor het
wisselkoersbeleid (klein monetair be
leid), de kapitaalmarktrente het aange
wezen sturingsinstrument voor het
geldhoeveelheidsbeleid (groot monetair
beleid). Zo wil DNB thans via de limiet
voor de ngb-groei en de daaruit voort
vloeiende stimulans voor banken om
lange middelen aan te trekken, de kapi
taalmarktrente onder opwaartse druk
zetten. Ook het instrument van de zo
genaamde openmarktpolitiek is daarop
gericht. In andere Europese landen is
daarentegen de geldmarktrente aangrij
pingspunt van het monetaire beleid.
Hier kunnen problemen ontstaan. De
vanuit het binnenland komende op
waartse druk op de kapitaalmarktrente
zal naar alle waarschijnlijkheid groten
deels worden ondergesneeuwd door
ontwikkelingen in het buitenland, die
uiteindelijk het niveau van de kapitaal
marktrente in ons land bepalen. De
wens van DNB om via de monetaire
kasreserveregeling een steilere rente
curve te realiseren, zal naar verwach
ting dan ook niet uitkomen. Dit geldt te
meer omdat terwille van een stabiele
wisselkoers ten opzichte van de Duitse
mark, het verkrappende monetaire be
leid in de Bondsrepubliek onverwijld
moet worden nagevolgd en de korte
rente ook in ons land relatief hoog zal
blijven.
Flexibeler en meer marktconform
Gezien de monetaire expansie in ons
land is het alleszins begrijpelijk dat
DNB zich zorgen maakt over de interne
en externe waarde van de gulden op
de lange termijn. Daarom heeft zij met
ingang van 1 juli 1989 een nieuwe kre
dietrestrictie afgekondigd. In overleg
met het bankwezen is daartoe het in
strument van de monetaire kasreserve
ontwikkeld, dat flexibeler en meer
marktconform is dan vorige kredietbe
perkende maatregelen. Daarbij dient
echter wederom het binnenlandse
bankwezen als aangrijpingspunt voor
het beleid van DNB.
De monetaire kasreserveregeling wijkt
bovendien op een aantal punten af van
vergelijkbare kredietbeperkende rege
lingen in het buitenland. Met het oog op
de verdergaande coördinatie van het
monetaire beleid in Europees verband
(rapport-Delors) roept dat de vraag op,
in hoeverre de thans afgekondigde re
geling een lang leven beschoren zal
zijn.