Vraagtekens bij biotechnologie om aan de verwachte vraag naar ga rantiekredieten te kunnen voldoen. De Rabobank vindt dat ondernemers niet de dupe van mogen worden. Daarom zullen perspectiefvolle starters en bestaande bedrijfscliënten die, voorzien van een goed ondernemings plan, via hun plaatselijke Rabobank een beroep op deze kredieten doen, geen nul op het rekest krijgen. Aan de aangesloten banken is geadviseerd de borgstellingsregeling toe te passen als of er geen beperking is. In de praktijk zal dit inhouden dat de lo kale Rabobanken ongeveer 50% van het bedrag dat anders door staatsga rantie zou zijn gedekt, nu voor eigen rekening en risico gaan verstrekken. Dat percentage houdt verband met de verwachting dat de Rabobank eigenlijk het dubbele nodig heeft van het quo tum aan borgstellingen dat zij van de minister voor de rest van dit jaar nog mag afgeven. Het door Rabobank Nederland geadvi seerde beleid vloeit rechtstreeks voort uit de primaire doelstelling die de loka le Rabobanken als kredietcoöperatie hebben. Die doelstelling is leden-on dernemers tegen de scherpst mogelij ke tarieven en de meest gunstige voor waarden financieren. De Rabobank betreurt het dat deze op zichzelf uitstekende Staatsgarantiere geling ernstige averij heeft opgelopen door een te ruimhartige toepassing bij een deel van het Nederlandse bankwe zen. De Rabobank verwacht overigens dat de regeling in 1990 zal worden voort gezet. Dat geldt ook voor de quotering, die dan echter wel aan het marktaan deel van de onderscheiden banken zou moeten worden gerelateerd. De Vereniging voor Biologisch-dynami- sche Landbouw heeft onlangs in een open brief aan de Rabobank gevraagd naar onze motivatie om te participeren in het bedrijf Embrytec BV. Dit bedrijf verwacht binnen drie jaren klonen van runderembryo's op de markt te kunnen brengen. Ook allerlei andere maat schappelijke groeperingen stellen in toenemende mate vraagtekens bij ver schillende toepassingen van biotech nologie. Biotechnologie komt daarmee meer en meer in het brandpunt van de maat schappelijke discussie te staan. Vol- Vervolg Wob op pagina 4 De door onze organisatie geboekte resultaten in het eerste halfjaar vormen een voortzetting van de gunstige ontwikkelingen van de laatste paar jaar. Op vrijwel alle terreinen hebben we, soms forse, verdere vooruitgang geboekt. Zo trok de kredietvraag, geheel in lijn met de uitbundige conjuncturele ontwikkeling, verder aan. Er is een zeer levendige investeringsactiviteit, vooral in het midden- en klein bedrijf en ook het eigen woningbezit vertoont een voortgaande groei. De lange fase van economische vooruitgang die we nu beleven, heeft kennelijk het vertrou wen dat nodig is om middelen voor een langere termijn vast te leggen, flink bevor derd. Aan de zijde van kredietverschaffers valt daarvan hier en daar het spiegel beeld waar te nemen. Nu het al zo lang goed gaat met de economie begint bij sommige marktpartijen de discipline en de degelijkheid in de kredietverlening te verslappen. De lessen die in het nog niet zo verre verleden zijn geleerd, worden kennelijk tamelijk snel weer vergeten, leder voert zijn eigen beleid en draagt zijn eigen verantwoordelijkheid. Gelukkig maar. Het is onze verantwoordelijkheid als kredietcoöperatie om een structureel gezond financieringsbeleid te voeren. De le den hebben daar recht op. Zij zouden immers de negatieve gevolgen van een on der invloed van conjuncturele omstandigheden te soepel verstrekkingsbeleid terugvinden in de tarieven. Hoewel het er in de markt niet gemakkelijker op wordt, zullen we toch de hand moeten houden aan een degelijk stelsel van normen en criteria, dat ook stand kan houden in een economisch mindere periode. In ieder geval zal het centrale goedkeuringsbeleid daarvan uit blijven gaan. Zoals al gemeld op de Algemene Vergadering heeft zich op het terrein van de toevertrouwde middelen een gunstige wending voorgedaan. Dat geldt dan in het bijzonder voor de ontwikkeling van de spaarmiddelen. Voor het eerst sinds enkele jaren kunnen we weer spreken van een behoorlijke netto-inleg. De daarop inwerkende negatieve factoren zijn kennelijk zwakker geworden en de positieve sterker. Tot de laatste zou ik willen rekenen de toegenomen groei van de besteedbare in komens en het verzadigd raken van de inhaalvraag naar duurzame consumptie goederen. Als deze situatie aanhoudt, hetgeen zeer wel denkbaar is, komt de middelenvoorziening voor onze kredietverlening in duidelijk beter vaarwater dan we de laatste jaren gekend hebben. Dat is van des te meer belang omdat we sinds 1 juli weer teven onder het regiem van een kredietbeheersing. Hoe groter de aanwas van eigen kwaliteitsmiddelen zoals spaargelden, hoe beter we ons daarmee kunnen redden. Dat blijkt al dit jaar, nu de meevallende spaargroei er voor zorgt dat zich als gevolg van de kredietbeheersing geen al te grote proble men voordoen. Voor de langere termijn blijft het van het grootste belang goed in te takken op de lange-middelenstromen die door de Nederlandse economie lo pen. Wij hebben er nooit een geheim van gemaakt een toegang tot de pensioen besparingen daarvoor noodzakelijk te achten. Een tendens die zich meer in het algemeen voordoet, namelijk een iets oplopen de inflatie, is ook in onze resultatenrekening terug te vinden. De kostenstijging die over 1988 nog rond de 4% lag, kruipt naar een iets hoger niveau. Dat is op zich zelf nog niet verontrustend. Zeker niet omdat de batenstijging op een duidelijk nog hoger peil ligt. Verheugend is het te zien dat daarbinnen de provisie-opbrengst, met deze keer die uit de effectenbemiddeling als uitschieter, een relatief sterke groeier blijft. Desondanks is het zaak zeer alert te blijven op de kostenontwikke ling. Een doorbraak naar een nog hoger niveau dan het huidige dreigt volgend jaar. Afgaande op de recente ontwikkelingen in CAO-land is in 1990 immers rekening te houden met een aanmerkelijk minder gematigde loonkostenontwikkeling dan dit jaar. En de arbeidskosten maken nu eenmaal het leeuwedeel uit van de totale kosten. Als deze ontwikkeling zich voordoet is er maar een beperkte daling in de batengroei nodig, bijvoorbeeld als gevolg van een verflauwing in de conjunctuur, om het saldo van baten- en lastengroei op een onbevredigend niveau te doen be landen. Het gaat er hierbij niet om voorbarig zorgelijk te doen, maar nuchter voor uit te blijven zien, ook al gaat het ons op dit moment uitstekend. Dat laatste is, ge tuige onze halfjaarresultaten, zonder meer het geval. Dat moeten we ook zo hou den. Daarom is het van belang tijdig voor te sorteren op mogelijk iets minder gun stige ontwikkelingen zoals zich laten voorzien in de kostensfeer. Wijffels

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1989 | | pagina 3