13
Wijzigend bankenlandschap
Ten slotte
Een vergroting van de participatiegraad van de beroepsgeschikte bevolking is ge
wenst om het economisch draagvlak te versterken en de collectieve lasten te be
perken.
zijn veelal bedoeld als dekking tegen
rente- en valutarisico's, maar kunnen
zelf ook weer fluctuaties op de markten
bevorderen en overreacties oproepen.
De wolk van liquiditeiten en kapitaal
stromen boven de reële wereldecono
mie bergt binnen het huidige regule-
ringsvacuüm het gevaar in zich van in
stabiliteit, met alle risico's van dien
voor de economische ontwikkeling. Te
genwicht kan worden geboden door
uitbreiding van het EMS en versterkte
beleidsharmonisatie in de EG, terwijl er
voorts dringend behoefte is aan enig
mondiaal kader voor monetair en wis
selkoersbeleid. Voor het overige zullen
sentimenten zich voorlopig wel weer
laten leiden door financieel-economi-
sche gegevens uit vooral de Verenigde
Staten. Er zou al heel wat gewonnen
zijn als er wat meer lijn en consistentie
kwam in de reacties van marktpartijen,
zodat de prijsvorming een bijdrage kan
leveren aan het herstel van beste-
dingsevenwichten.
Monetair beleid
De ongedurige kapitaalstromen maken
het voeren van een geldhoeveelheids-
beleid in een open economie als de
onze wel erg lastig. Het Nederlandse
beleid is zich in de loop van de jaren
tachtig nadrukkelijker gaan richten op
de beheersing van de binnenlandse li
quiditeitscreatie, met de banken als
aangrijpingspunt. In het begin van de
jaren tachtig had de Nederlandsche
Bank via een brandbrief aan de minis
ter van Financiën al bewerkstelligd dat
de monetaire financiering door de
overheid werd beteugeld.
Met de beheersing van de binnenland
se geldcreatie wordt niet alleen beoogd
de inflatiedreiging in te dammen, maar
vooral ook om forse kapitaaluitvoer te
voorkomen en zodoende de positie
van de gulden te beschermen. De in
formele kredietrestrictie van 1986 en
1987, ook wel beperkte dijkbewaking
genoemd, was vooral op deze doelstel
ling gericht. Is zo'n beleid effectief?
Ook dat is, zelfs achteraf, moeilijk te
zeggen, omdat zoveel andere factoren
een rol spelen. DNB zelf meent in een
evaluatie dat de omslag in de forse ka
pitaaluitvoer in 1986 'ten dele het ge
volg lijkt te zijn geweest van het ge
voerde beleid'.
Dat maakt bescheiden. Ook als we
onze aandacht op de toekomst richten.
Het beleidsinstrumentarium voor het
grote monetaire beleid is onlangs ver
anderd. Maar het nieuwe instrument
van kredietbeheersing dat per 1 juli jl.
van kracht werd en de naam monetaire
kasreserve draagt, verschilt niet zo
verschrikkelijk veel van de voorheen
gebruikelijke directe beheersing van de
geldschepping door banken. Individu
ele banken mogen nu weliswaar de
macro groeinorm voor geldschepping
tegen betaling van een boete over
schrijden, maar als ze dat massaal
doen zal DNB de kredietteugels wel
weer verder aanhalen.
Is dit instrument bestand tegen de ja
ren negentig? Daar past gerede twijfel
bij, gegeven de doorgaande globalise
ring, effectisering en innovatie op finan
ciële markten. Anderzijds zal DNB in
de periode tot de totstandkoming van
een Europese Monetaire Unie behoef
te blijven houden aan een eigen mone
tair gereedschap. Het ligt daarbij in ie
der geval voor de hand dat het succes
nummer uit de jaren tachtig, het wissel
koersbeleid, wordt gecontinueerd. De
Duitse mark zal richtsnoer blijven, ook
op de lange weg naar onherroepelijk
vaste wisselkoersverhoudingen in Eu
ropa.
Banken veranderen mee met hun om
geving. De herschikking van het ban
kenlandschap krijgt nieuwe impulsen
door Europa '92, dat via de Tweede
Coördinatierichtlijn voorziet in vrije ves
tiging van banken binnen Europa. Van
uit de (terechte) angst te worden be
ticht van 'Fort Europa' neigingen, zullen
de Europese autoriteiten het ook ban
ken buiten Europa niet al te moeilijk
maken om binnen te komen.
Een en ander leidt tot grotere concur
rentie en strategische heroriëntatie.
Schaalvergroting door fusies, overna
mes en diverse samenwerkingsvormen
past daarin. Een en ander krijgt nog
eens nieuwe dimensies, nu met het op
heffen van het structuurbeleid ook in
ons land de weg is vrijgemaakt voor de
totstandkoming van wat onze ooster
buren onnavolgbaar 'Allfinanz'-onder-
nemingen noemen. In meer algemene
zin geeft de vervaging van grenzen tus
sen banken en andere financiële instel
lingen een additionele impuls aan het
veranderende bankenlandschap in de
jaren negentig.
Het toezicht op banken krijgt geleidelijk
een Europees (en via Bazel ook een
mondiaal) karakter. Gegeven een inter
nationaliserende bankenwereld is dat
met het oog op gelijke concurrentie
voorwaarden een goede zaak. Vanuit
deze optiek zullen ook de diverse toe
zichthouders op de verschillende secto
ren van het financiewezen nauw moe
ten gaan samenwerken.
De grotere concurrentie tussen banken
zal mede worden uitgevochten via de
kwaliteit van de gekozen technologi
sche systemen. Naast de informatie
technologie is het vooral ook de kwali
teit van de medewerkers, die de kracht
van een bank bepaalt.
In de jaren tachtig is de oplossing van
financieel-economische problemen in
ons land belangrijk dichterbij gekomen.
Bedreigingen voor de nationale econo
mische ontwikkelingen komen van bin
nen en van buiten de landsgrenzen. In
tern gaat het vooral om een beheerste
ontwikkeling van de loonkosten en van
de publieke sector. Daarnaast is een
adequate aanpak van de milieuproble
matiek letterlijk van levensbelang. Van
buitenaf bedreigen ons de internationa
le onevenwichtigheden, die elders in dit
blad worden beschreven.
Gehoopt mag worden dat van lessen
uit het verleden is geleerd. Met een va
riant op een uitspraak van Winston
Churchill kan dan worden gezegd; 'uit
eindelijk doen beleidsmakers altijd de
goede dingen, nadat ze alle andere al
ternatieven hebben uitgeput'.