Rabobank Export Plan
bepaalde grenzen, dit kasreserveper-
centage kan verhogen, kan zij invloed
uitoefenen op de hoogte van de boete.
Banken staan daarmee voor de keuze
een boete te betalen of extra middelen
op de kapitaalmarkt aan te trekken ter
financiering van hun overmatige kre
dietexpansie. Omdat de monetaire
kasreserveregeling aldus via prijssig
nalen werkt, wordt het een indirect in
strument genoemd.
De Nederlandsche Bank wil dat de
banken de groei van hun netto geld-
scheppend bedrijf beperken tot 5% op
jaarbasis ten opzichte van de gemid
delde stand in het eerste kwartaal van
1989 (de basis). Omdat de kredietbe
perking pas halverwege dit jaar ingaat,
mag het netto geldscheppend bedrijf
van de banken ten opzichte van die
basis tot midden 1990 groeien met
6'/4% (nl. s/4 x 5%).
Het bankwezen zal het huidige groei
tempo flink moeten verlagen om bin
nen de DNB-norm te blijven. Voor de
Rabobankorganisatie blijft uiteraard
voorop staan dat onze leden-cliënten
moeten worden bediend tegen zo laag
mogelijke tarieven. Een ongestoorde
voortgang van de kredietverlening kan
in dit verband worden bevorderd door
actieve werving en juiste registratie
van spaarmiddelen. Daarnaast is het
denkbaar dat wij meer dan voorheen
een beroep zullen moeten doen op de
kapitaalmarkt, hetgeen een opwaartse
druk kan veroorzaken op de kosten
van de door ons aangetrokken midde
len. Het alternatief - boete betalen -
kost uiteraard ook geld.
Tenslotte doet zich de vraag voor, hoe
binnen de structuur van onze organisa
tie de regeling van DNB zo effectief
mogelijk kan worden toegepast. Met
het oog daarop wordt bezien in hoever
re deze kan worden vertaald in maatre
gelen voor de aangesloten banken.
De Nederlandse onderneming vertoont
de neiging om zich steeds meer op de
buitenlandse markten te richten. Met
het oog op het Europa van 1992 zal
die aandrang - soms zelfs noodzaak -
steeds sterker worden. Een groot deel
van het woud van regels, dat tot nu toe
Vervolg Wob op pagina 4
De voltooiing van zijn eerste benoemingstermijn als President van de Nederlandsche Bank
nam Hare Majesteit tot feestelijke aanleiding dr. W. F. Duisenberg te benoemen tot Com
mandeur in de Orde van Oranje-Nassau. Felicitaties met dit eerbetoon beantwoordde hij al
dus: 'Uw vele gelukwensen en blijken van belangstelling die ik ontving ter gelegenheid van
de aan mij uitgereikte koninklijke onderscheiding waren hartverwarmend en heb ik zeer op
prijs gesteld'. Einde citaat. Er trof mij iets in die zin. Ziet u er niets aan? Kijk nog maar eens
goed. Juist ja, het onderwerp van het eerste zinsdeel wordt in het slotdeel opeens tot lijdend
voorwerp. Een foutje dus, want grammaticaal kan dat niet.
Kan het monetair wel? Bankiers met enige ervaring willen dat gretig beamen. Zo'n steifout,
zullen zij er cynisch aan toevoegen, is exemplarisch voor wat banken stelselmatig hebben te
lijden onder monetaire besturing: je begint als enig onderwerp, je eindigt als lijdend voor
werp. En dan weten ze te putten uit een reeks van pijnlijke ervaringen. Natuurlijk de mone
taire kasreserve voorop, want die ligt het verst in het geheugen.
Nu bedoel ik met dit stukje niet daarover na te zeuren. Er is met de banken breedvoerig
overleg gepleegd en overeenstemming bereikt, dus dat is een gedane zaak.
Wel hebben de gedachtenwisselingen rondom de jongste kredietbeperkingsvariant nog weer
eens duidelijk in het licht gesteld, dat bij de beteugeling van ongewenst geachte monetaire
ontwikkelingen de banken zo langzamerhand enig aangrijpingspunt zijn geworden. De dui
ding en oorzakelijke herkomst van zulke ontwikkelingen vormen hoofdstukken apart, niet
oninteressant, maar zij hebben weinig praktische betekenis voor de onontkoombaar lijkende
positie van de banken als enig overgebleven wrijfpaal voor monetair bijsturingsbeleid. De
overheid zijn monetaire wielklemmen aangelegd, restricties voor het buitenlandse verkeer
zijn buiten de orde van het Europese elan, en dus blijft alleen het binnenlandse geldschep-
pende bedrijf van de banken als lijdend voonwerp.
Niet geheel toevallig worden diezelfde banken geplaagd door de korte-rentevorming, welke
bij ons uitsluitend in dienst staat van de wisselkoersvorming en dus overwegend wordt ge
dicteerd door mechanische reacties vanuit het provinciaal-Duitse politieke denkraam. Niet
geheel toevallig, omdat het Nederlandse monetaire instrumentarium bepaald gebrekkig aan
sluit bij het Duitse en dat van andere Europese landen. Verkrappende Duitse bewegingen
grijpen aan bij verhoging van de korte rente, die wij en anderen omwille van het externe
evenwicht getrouw plegen te volgen. Verkrappende Nederlandse bewegingen leiden tot ver
hoging van de lange rente. In onze geldmarkt sorteert het aantrekken van de monetaire teu
gels aanmerkelijk meer effect dan in de kapitaalmarkt. Dat ligt waarschijnlijk aan het verschil
in massa tussen Duitsland en Nederland en, u weet, als massa vaart krijgt... Middelerwijl zit
ten wij dus nu met een omgekeerde rentestructuur: kort is duurder dan lang. De tegenna
tuurlijkheid daarvan is door de Nederlandsche Bank nauwelijks recht te breien, niet in de
korte en tot dusver evenmin in de lange sfeer.
Mede daarom is de discussie over de Europese Monetaire Unie van belang. Langs die weg
zou een geharmoniseerd monetair beleid op Europees niveau bereikbaar zijn. Maar we
moeten wel oppassen.
Monetaire politiek behoort tot het alleenvertoningsrecht van de zogenaamde monetaire auto
riteiten. Andere, evenzeer monetair zwaarwegende beleidsterreinen - zoals begrotings-, in
komens- en belastingpolitiek - zijn in handen van meer rechtstreeks electoraal aanspreek
bare beleidsmakers. Nu zijn we met hen de laatste jaren in Nederland, ook monetair, zeker
niet slecht gevaren. Zij hebben het orgel met vasthoudendheid getrapt zonder al te dikwijls
op te kijken of de verzamelde gemeente het wijsje wel beviel. Elders in Europa is de dienst
wel eens anders gelopen, en soms zelfs uit de hand.
In Madrid stond de Europese Monetaire Unie in het hart van de circustent, met het plan-
Delors hoog in de nok gehesen. Mevrouw Thatcher had zich in de vliegende trapeze te be
wegen tussen vangers die haar graag eens in het net, daar ver beneden, zouden zien belan
den. Immers, haar blaaspijptest op Europese gezindheid had te weinig rode kleur opgele
verd.
Nu is er met het plan-Delors structureel niets mis. Het voorziet erin dat de Europese Mone
taire Unie zich voltrekt als sluitstuk op een gelijktijdige en liefst voorafgaande harmonisatie
van de economische politiek en het begrotingsbeleid. En zo behoort het ook: onherroepelijke
wisselkoersverhoudingen als bekroning (en dwangbuis) van zo volledig mogelijke economi
sche integratie. Alleen, die laatste lokt op straat en in de huishoudens en dus ook in het
stemlokaal veel meer sensibiliteit uit dan de ene munt. En hoe gedraagt zich dan de Europe
se regionale politiek? Passen bij Latijnse bevlogenheid ook meer buigzame knieën van be
leidsmakers En wie past dan bij, als welvaartsverschillen niet meer door aanpassingen van
de wisselkoers zijn te verrekenen?
Nogmaals, het plan-Delors deugt wel, maar de politici die daarbinnen moeten acteren zou
den de prioriteiten onder de lokale druk van electorale overlevingskansen wel eens anders
kunnen kiezen: de moeilijkste brokken tot het laatste bewaren. En dreigt dan niet het risico
dat al hetgeen van het plan resteert, zal neerkomen op geïntegreerd privaat- en sociaal-eco
nomisch toezicht op de banken, perfect geharmoniseerd, terwijl alle overige elementen in
dikke nevelen blijven gehuld? Zouden dan de banken niet wederom, maar dan op Europees
niveau, onderworpen zijn aan processen van monetaire besturing waarin zij als enig onder
werp tot lijdend voorwerp zijn geworden? Laten we dus ook de Europese teksten kritisch blij
ven beoordelen.
Klarenbeek