Optimale produktiestructuur een kans, een uildaging is voor Europe se ondernemingen, zo is de versterking van het economisch potentieel ook een uitdaging voor onze grote partners op de wereldmarkt. Ik kan me best voor stellen dat grote ondernemingen in de Verenigde Staten en Japan en ook in nieuwere industriële landen als Korea zich terdege afvragen wat - in termen van concurrentieverhoudingen - de Eu ropese Gemeenschap gaat betekenen. In veel gevallen reageren zij daarop door zich actief op de markt te gaan be wegen. Dat lijkt mij eigenlijk alleen maar een goede zaak. Belangrijk is, dat onze economie open blijft, dat we een vrij handelssysteem kunnen handha ven. Net zo goed als wij op hun markt willen opereren, dient ook onze markt het werkterrein te zijn van die andere 'economieën'. Het is heel essentieel dat we er alles aan doen om het wereld handelssysteem open te houden. Er is dan een voortdurende prikkel om con currerend te blijven en dat is voor ieder een goed.' vesteren, maar dan hoop ik wel dat die investeringen een behoorlijke toege voegde waarde leveren. We zitten niet zo erg te wachten op 'schroevedraaier- fabrieken.' Waar het om gaat is dat het industrieën zijn, die werkgelegenheid bieden of economische activiteiten zijn, die passen binnen het kader en op het niveau van onze economische activitei ten.' De Europese eenwording betekent het ontstaan van één markt van een zoda nige omvang, dat Europa als volwaardi ge partner haar rol in het mondiale be stel kan spelen. Betekent het vervallen van de grenzen nu ook een herschik king van economische activiteiten tus sen de lidstaten? Gaat er een rolverde ling ontstaan tussen de betrokken lan den? 'Ik denk het wel', meent Andriessen, 'maar er zal natuurlijk een grote weer stand zijn om daar erg ver in te gaan, Nederland zal actief op de mogelijkheden moeten inspe len; het zal niet vanzelf gaan. Onmiskenbaar leggen de niet-Europe- se concerns grote interesse aan de dag om in ons continent een pied-a-terre te stichten. 'Het is zeker waar dat er bij Japanse en Amerikaanse ondernemingen een toe nemende tendens is, om in onze markt te investeren. Dat is een hele goede zaak en ik denk dat we als Europa ook bereid moeten zijn om die investerin gen toe te laten, net zo goed als wij ook elders investeren. De Europese inves teringen in de VS met name zijn zeer omvangrijk. Een land als Nederland neemt daarbij zelfs een zeer indruk wekkende plaats in: de tweede na het Verenigd Koninkrijk. Zo is het heel ge zond dat die economieën ook bij ons in- althans bij de landen die activiteiten zien verdwijnen. Het algemeen aan vaarde uitgangspunt is, dat je daar moet ondernemen waar de condities het meest gunstig zijn. Maar als je bij voorbeeld kijkt naar het gemeenschap pelijk landbouwbeleid dan wordt dat op het gebied van de melkproduktie hele maal niet waargemaakt. De vrije markt zou met zich meebrengen dat als quota verhandelbaar zijn, Nederland ergens quota zou mogen kopen. De melk kun je kopen, maar de quota niet, althans nog niet. Als ik de landbouwcijfers zo zie dan zal er nog wel wat melk worden gemolken voordat dat wel aanvaard baar wordt in de EG.' In het algemeen gesproken zal er zich op termijn toch wel een zekere werk verdeling aftekenen binnen de EG. We moeten daar overigens wel mee oppas sen, want het is niet vanzelfsprekend dat de voordelen van de markt ook min of meer gelijk zullen worden verdeeld over de hele EG. Een gevaar kan zijn dat de centrale zones of de zones die al een hoog niveau van economische ontwikkeling hebben, als het ware dis proportioneel zouden profiteren van dit vergrote potentieel en zelfs ten nadele van de gebieden die zijn achtergeble ven. Vandaar, en dat is als uitgangs punt aanvaard, dat het creëren van die ene markt niet mogelijk is, zonder dat je maatregelen neemt die ervoor zorgen dat die achtergebleven gebieden in de pas kunnen blijven met deze ontwik keling. Maar het kan natuurlijk ook andersom verlopen: landen met relatief lage kos ten kunnen ook industrieën gaan aan trekken. Het hangt ervan af hoe zich dat ontwikkelt. We moeten dat goed blijven volgen. Dat probleem los je niet alleen op door er geld van de gemeen schap in te pompen. Dat moeten we ons ook goed realiseren. Er moet ook een duidelijk programma van aanpak aan ten grondslag liggen dat past in het ontwikkelingsbeleid voor dergelijke ge bieden. Voor een goede begrip: Nederland is natuurlijk in die opzet geen land. waar aanvullend beleid nodig is. Wat dat be treft zit Nederand niet slecht. Wij moe ten juist meewerken om dat beleid in de andere regio's gestalte te geven. Maar ook in Nederland kan je in een aantal sectoren een andere vorm van concur rentie krijgen. Op spreekbeurten in Ne derland hoor ik soms wat bezorgdheid doorklinken. Toch is het aan de onder nemers om de kansen aan te grijpen. Nederland zal erop moeten inspelen. Het gaat niet vanzelfsprekend en het zal ook niet vanzelf gaan.' 'Van onze kant proberen we dat denk proces te voeden, we steken daar veel energie in. In Nederland zijn er tele foonnummers, voorlichtingsprogram ma's, consulentenbureaus voor alle mogelijke inlichtingen, er is een heel pakket aan overheidsvoorlichtingsmaat regelen. De beroepsorganisaties wor den meer en meer actief op dit gebied. Er worden acties ondernomen in het midden- en kleinbedrijf. Men komt naar Brussel, ik word uitgenodigd om te ko men spreken. We hebben ons Voorlich tingsbureau in Den Haag dat beschik baar is voor iedereen die inlichtingen wil hebben. De publieke opinie wordt

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1989 | | pagina 12