II
Jkk:
passingsbeleid lijkt in hoofdzaak het
gevolg van een tekort schieten van de
uitvoering van het beleid, met name
waar het de beperking van overheids
tekorten betreft. De politieke zwakte
van de desbetreffende regeringen lijkt
daarvoor een belangrijke verklaring.
Overigens laten Chili en Zuidkorea (dat
in 1982 als een mogelijk even groot
probleem werd beschouwd als Argentinië,
Brazilië en Mexico) zien, dat een con
sequent volgehouden aanpassingsbe
leid gepaard kan gaan met een reduc
tie van de schuld en schuldenlast en
tegelijkertijd met een hoge reële groei.
De tweede pijler van de schuldenstra
tegie is een adequate financiering van
de aanpassingsprogramma's. In zijn
eerder genoemde rede vroeg minister
Baker de commerciële banken hun
vorderingen op de 15 grootste schul
denlanden in drie jaar met 20 miljard
uit te breiden. Eenzelfde bedrag werd
gevraagd van de multilaterale instituten.
Deze bedragen zijn echter bij lange na
niet gehaald. De netto kredietverlening
van de multilaterale instellingen aan de
grote schuldenlanden in de periode
1986 tot medio 1988 wordt geschat op
slechts 5,3 miljard, terwijl de com
merciële banken hun vorderingen op
die landen met 12,4 miljard zagen af
nemen (overigens is dit cijfer beneden
waarts vertekend als gevolg van wis
selkoerseffecten).
Het is evenwel goed te bedenken dat
sinds minister Baker zijn plannen be
kend maakte, de schuldenstrategie is
aangevuld met het zogenaamde keu
zemenu ('menu of options'). Hierdoor
werd de mogelijkheid geschapen dat
commerciële banken via allerlei tech
nieken hun vorderingen op de schul
denlanden konden verminderen. De
opkomst van de zogenaamde tweede-
handsmarkt in schuldtitels van de ont
wikkelingslanden heeft hierin een be
langrijke rol gespeeld. Deze technie
ken leidden tot een vermindering van
de schuld van de betrokken landen. In
één geval (Bolivia) hebben de banken
zelfs hun totale vorderingen verkocht. In
totaal werd op deze manier de schuld
sinds 1982 met 27 miljard verminderd.
De twee technieken waar de meeste
aandacht naar is uitgegaan, zijn de zo
genaamde schuldruilregelingen, waar
bij externe schuld tegen een korting
wordt omgezet in aandelenparticipa
ties, en schuldterugkoopregelingen,
waarbij een land een deel van zijn re
serves gebruikt om tegen een korting
schuld op te kopen, en deze eventueel
om te zetten in nieuwe schuld. Vooral
de schuld-aandelenconversies hebben
Zuidkorea laat zien dat een consequent volgehouden aanpassingsbeleid gepaard
kan gaan met een schuldreductie en een hoge reële groei.
zich in een aanzienlijke populariteit
mogen verheugen. Van de zijde van
IMF en Wereldbank worden als voor
delen genoemd, dat een land op deze
manier de beschikking krijgt over bui
tenlands kapitaal en buitenlandse tech
nologie, hetgeen de efficiency van de
bedrijven kan vergroten, zeker indien
het voormalige overheidsbedrijven be
treft. Voor de banken kan het aantrek
kelijk zijn om het verlies op hun vorde
ring op het land te nemen en die om te
zetten in een vaak winstgevende deel
neming in een bedrijf en op die manier
nieuwe markten te openen. Het voor
deel voor de ontvangende overheid is
uiteraard een aanzienlijke schuldver
lichting. Chili wordt vaak aangehaald
als voorbeeld: dat land is er in ge
slaagd om sinds 1985 op deze manier
de buitenlandse schuld met bijna 20%
te verminderen; voor Brazilië en Argen
tinië zijn de percentages toch ook be
hoorlijk: resp 8% en 5%. Het probleem
van deze conversies schuilt vooral in
de politieke weerstanden tegen de ver
koop van binnenlandse bedrijven aan
buitenlanders.
Kijken we tenslotte naar de derde pijler
van de schuldenstrategie; voldoende
groei in en toegang tot exportmarkten,
dan blijkt dit nog het meest geslaagde
onderdeel van de schuldenstrategie.
Sinds 1983 heeft de reële groei van de
OESO-landen jaarlijks gemiddeld meer
dan 3% bedragen, de minimumgrens,
die vanaf het begin werd genoemd
voor het hanteerbaar maken van de
schuldenproblematiek. Daarbij moet
overigens wel worden bedacht dat
sinds 1982 de schuldenlanden met een
aanzienlijke ruilvoetverslechtering (to
taal ruim 25%) zijn geconfronteerd. On
danks de goede groeiprestatie zijn de
industrielanden er voorts nauwelijks in
geslaagd het toenemend protectio
nisme, dat zich ook tegen de schulden
landen richt, een halt toe te roepen.
Evenmin is het de landen gelukt de
onevenwichtigheden op hun lopende
rekeningen te bestrijden, hetgeen twij
fels oproept over de duurzaamheid van
de bereikte groeiprestaties. Ook de ren
testijging die in het afgelopen jaar op
trad, is voor de schuldenlanden natuur
lijk niet gunstig geweest; geschat wordt
dat die ruim 10 miljard aan hun jaarlijk
se schuldendienst heeft toegevoegd.
Het is tegen de achtergrond van een
teleurstellend verloop van veel aanpas
singsprogramma's, de politieke onrust
in een aantal Latijnsamerikaanse lan
den, en de problemen om nieuw geld
van de commerciële banken te verza
melen, dat het (nieuwe) initiatief van