dat ruimtegebrek op de oorspronkelijke locatie een verdere uitbreiding als ge volg van schaalvergroting onmogelijk maakte. Bovenstaande ontwikkelingen hebben zoals opgemerkt geleid tot een her schikking in de functionele hiërarchie van winkelcentra. Winkelcentra in klei nere kernen en nabij centra van hoge re orde krijgen het steeds moeilijker. Door teruglopende detailhandelsom zetten en stijgende exploitatiekosten is in dergelijke centra de vestiging van een aantal detailhandelsvoorzieningen (en dan in het bijzonder van de non- food voorzieningen) niet meer rendabel te maken. Leegstand in dergelijke cen tra is daar het gevolg van. Daarnaast krijgen die winkelcentra die gereali seerd zijn in periodes van soberheid, in toenemende mate te maken met het probleem dat zij de consumenten wei nig verblijfsplezier kunnen bieden, en in dat opzicht de 'funshopboot' dus ge heel dreigen te missen. Overigens zij vermeld dat deze ontwik kelingen ook de grotere winkelcentra hebben beïnvloed. Echter, zij hebben over het algemeen redelijk kunnen in spelen op de veranderende consump tiepatronen en bedrijfsvoeringen, om dat zij veelal over mogelijkheden be schikken zowel grootwinkelbedrijven, discountzaken als kleinschalige speci aalzaken te huisvesten alsmede een prettig verblijfsklimaat te bieden. Oplossingen De eerste vraag die nu kan worden ge steld, is of er oplossingen te bedenken zijn voor die winkelcentra die met structurele problemen worden gecon fronteerd. Het antwoord hierop is posi tief. Inderdaad lijken er mogelijkheden te bestaan ter verbetering van het functioneren van dergelijke winkelcen tra. Overigens moet hier wel direct wor den opgemerkt, dat de uitwerking van de hieronder genoemde alternatieven grotendeels afhankelijk zal zijn van de mogelijkheden die de afzonderlijke si tuaties ter verbetering bieden. Allereerst kan worden gedacht aan een versterking van de woonfunctie in de nabijheid van de getroffen winkelcen tra, bijvoorbeeld door invulling van niet bebouwd terrein met woningen, waar door een versterking van het draagvlak van het betrokken centrum kan worden bereikt. Overigens kan een vergroting van het draagvlak ook worden gereali seerd door een versterking van de werkfunctie of door de vestiging van publiekstrekkers als ziekenhuizen of onderwijsvoorzieningen in de nabijheid I van het centrum. Een andere mogelijkheid is de vesti ging van publiekstrekkers in het betref fende centrum zelf. Men kan hierbij denken aan een grote supermarkt of warenhuis, maar ook aan een groot schalige discountzaak. Een volgend alternatief is renovatie van de betrokken centra, hetgeen in het kort gezegd een aanpassing be helst aan de wensen van de huidige consumenten. Door middel van een nieuwe interne invulling van het cen trum kan men trachten de neerwaartse spiraal te doorbreken. Aansluitend op een dergelijke renova tie wordt in het winkelcentrum vaak het zogenaamde 'dynamische beheer' ge ïntroduceerd. In de praktijk wordt deze vorm van beheer meestal uitbesteed aan gespecialiseerde beheersorgani saties of makelaarskantoren. Eén van de belangrijkste taken van dit beheer is het bewaken van de concurrentieposi tie van het winkelcentrum. Daar de kwaliteit voor een belangrijk deel wordt bepaald door het branchepatroon, wordt door middel van instrumenten als bestemmingsclausules in huurcon tracten getracht de gewenste samen- stelling van het centrum te behouden of te verkrijgen. Overigens zijn deze beheersorganisa ties niet geheel vrij in hun beleid. Met name op het gebied van de huurvast- stelling hebben zij te maken met regel geving van overheidswege. In essentie is de huurwetgeving inzake midden- i standspanden bedoeld om de huurder zijn huurrecht te garanderen en hem een redelijke kans te bieden voor de uitoefening van zijn bedrijf. Volgens een aantal beleggers zou deze huur wetgeving echter het doelmatig behe ren van winkelcentra aanzienlijk be- moeilijken. Om in een winkelcentrum tot het juiste totaalpakket te komen, achten zij de nu nog ontbrekende mo gelijkheid tot huurdifferentiatie essen tieel. Door de mogelijkheid om bijvoor beeld een winkelier met een hogere omzet en toegevoegde waarde per m2 meer huur te laten betalen dan zijn col lega, is men volgens hen pas echt in staat om een zo aantrekkelijk mogelijk aanbod te creëren. Voorstanders van een dergelijke wetswijziging wijzen doorgaans naar de Verenigde Staten en West-Duitsland waar dergelijke dy namische huurprijssystemen al lang hun waarde zouden hebben bewezen. Tenslotte kan worden gedacht aan een versterking van de aantrekkingskracht I van de betrokken centra met behulp van andere dan distributieve functies. Door het getroffen winkelcentrum te ontwikkelen tot een geïntegreerd ver zorgingscentrum zou de distributieve verzorging van met name de kleine ker nen geen hopeloze zaak hoeven te zijn. Volgens prof. dr. L. Bak zou een derge lijk centrum in functionele zin geleed kunnen worden in drie segmenten: 1 de sociaal medische voorzieningen, 2 de sociale ruimten, 3 de distributieve voorzieningen. Met betrekking tot dit laatste segment merkt Bak op dat het van groot belang is dat er een duidelijke eenheid ont staat tussen de supermarkten en de speciaalzaken. Alleen op die wijze zou den de juiste prijs/kwaliteit-relatie en de continuïteit van het aanbod kunnen worden gegarandeerd. Om dit te berei ken zullen echter wel afspraken tussen commerciële organisaties moeten wor den gemaakt. Deze zouden volgens Bak op zijn minst betrekking moeten hebben op de gezamenlijke presenta tie, de branchebegrenzing, de prijszet ting en het reclamebeleid, de mate van collectieve gebondenheid in vestigings keuze en tenslotte op zaken als de or ganisatievorm en de vorm van bestuur. Continuïteit zou de grondslag moeten zijn van het samengaan. Men kan zich echter afvragen in hoe verre bovenstaande opties daadwerke lijk een oplossing bieden voor de slecht renderende winkelcentra en dus voor het behoud van het voorzieningen niveau. Het is duidelijk dat het slagen van bovengenoemde alternatieven in alle gevallen afhankelijk is van het be reiken van overeenstemming tussen de vele belanghebbende partijen. De af zonderlijke partijen (overheden, beleg gers en detaillisten) zullen bereid moe ten zijn tot het aangaan van compro missen of zelfs in een aantal gevallen tot het wijzigen van standpunten. Zo zal de overheid bereid moeten zijn om de aandacht niet alleen te richten op de versterking van de functie van de (bin nensteden (compacte stad idee), maar ook op het behoud van het voorzienin genniveau in de kleinere kernen. Ge meenten zullen er van overtuigd moe ten raken dat voor de realisering van het zogenaamde verzorgingscentrum hoge grondprijzen en strenge welstands- eisen funest kunnen zijn. Tevens zul len zij bereid moeten zijn om eventu eel noodzakelijke investeringen in de infrastructuur te plegen. Beleggers zul-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1989 | | pagina 18