Voor de vrienden en collega's die dreigen onder te gaan in de worsteling met de aanstormende golven van de informatiseringstechnologie heb ik weinig echte troost. Wat zouden mijn woorden hier kunnen helpen als ze al die toegeworpen reddingsboeien in de vorm van artikelen, bulletins en themaconferen ties slechts zien als loodzware ballast, die de strijd nog moeilijker maakt. Voor hen zal het beleidsrapport dat volgende maand moet verschijnen geen red dingsboot zijn die ze veilig over de wilde wateren voert, maar een wankele surfplank die onstuurbaar over een oceaan van vraagtekens afstevent op een brullende branding, waarachter de haarscherpe klip pen van microvaxrotsen reeds worden overscha duwd door de stijle bergwanden van het LTO-graniet. Al die vragen, al die onzekerheden, nooit in het toch al ruim negentigjarige bestaan is het zo moeilijk ge weest, lijkt het wel. Maar is dat ook zo? Hebben onze voorgangers het misschien in hun tijd niet even moeilijk gehad. Laten we eens even terugkijken naar de eerste, vriendelijke golfjes, die over ons rustige en geheel handgeschre ven bankleven rolden. Het toeval wilde, dat ik net na het lezen van weer zo'n speciale automatiserings editie van vertrouwelijke en dus redelijk onleesbare aard. in het archief stuitte op een heel oude jaargang van de voorganger van dit blad. En tot mijn verras sing vond ik daarin, behalve een verroeste kroontjes pen die kennelijk als bladwijzer had dienst gedaan, de wellicht allereerste schriftelijke discussie over wat toen het toppunt van automatisering in onze organi satie moet zijn geweest. Een paar fragmenten wil ik u graag meegeven op uw donkere migratiepad naar de toekomst. 'Mijnheer de Redacteur, Met bijzondere belangstelling werd door mij kennis genomen van de artikeltjes over rekenmachines. Ook door mij wordt gestreefd naar de meest economische werkwijze, hetgeen voor een bedrijf dat zich zooda nig heeft uitgebreid als het onze, van het grootste be lang is. En het komt mij voor, dat de kosten van aan schaf, al zouden die f 400,- bedragen, geen beletsel behoeven te zijn. Wanneer zoo'n machine voor f 60,- per jaar voordeel geeft, dan zijn die kosten weer te recht. Ik reken dan 5% van het kapitaal en 10% voor afschrijving. Maar of ook zelfs maar die f 60,- per jaar er uitko men, dat is juist wat ik zoozeer betwijfel. Het is mij tenminste tot nu toe nog niet mogen gelukken eene machine te vinden, waarvan in ons boerenleenbank- bedrijf eenige besparing te verwachten is. Misschien ben ik op dit gebied wat conservatief, wat pessimis tisch gestemd. Evenwel ben ik vatbaar voor verbe tering en verzoek dan ook beleefd aan alle kassiers van Boerenleenbanken, die het tegendeel van mijne meening kunnen aantonen, mij daartoe eens uit te nodigen. Er moet evenwel kunnen worden aange toond, dat er tijd gewonnen wordt, zonder aan kwali teit te verliezen... 'Mijnheer de Redacteur, Mag onderstaande nog even dienen om mijn geach- ten collega te antwoorden op zijn ingezonden stuk van Juli 1928. Hij legt er den nadruk op, dat er met rekenmachines tijd moet worden gewonnen zonder aan qualiteit te verliezen. In de mededeelingen over 1925 lees ik dat mijn geachte collega 703 spaarboekjes, 48 voor schot- en 508 loopende-rekeningboekjes te verwer ken had. En als hij nu eens lust gevoelt om naar mij te komen, dan wil ik hem wel even aantoonen met hoeveel gemak en in hoeveel minder tijd ik met mijn rekenmachine zijn uittreksels uit de grootboeken op tel. Ik zal niet beweren dat ik met een rekenmachine in de boeken zelf zou werken. Doch als de schrijver dat wil zien, dan gaat hij maar eens naar Amsterdam of Rotterdam naar de groote bankkantoren, daar werkt men met de machines in de boeken! Onze ad ministratie is hier nog niet op ingericht en het werk bij onze Boerenleenbanken is nog niet zoo groot, dat men die machines, die tot in de duizenden guldens kosten, daarvoor noodig heeft. Maar de mogelijkheid bestaat dan toch...' 'Noot der Redactie. Daar wij meenen, dat het onderwerp 'reken- machine's' nu voldoende is besproken, sluiten wij de discussie hierover. Zoals kleine kinderen de ogen sluiten om iets uit hun wereldje weg te toveren, zo sloot de redactie toen in haar onschuld de discussie. Wij weten zestig jaar ta ter dat die nooit meer zou stoppen en tot vandaag en morgen en nog heel lang zal doorgaan. Langer nog dan de langste lange termijn oplossing. Misschien wel totdat we één grote gea zijn. Maar dan toch een met een eigen beginselverklaring! Cas Sier

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1989 | | pagina 30