Succes- en faalfactoren van landbouwkrediet in ontwikkelingslanden onderzocht Op 21 maart 1989 verwierf ir. H. A. J. Moll in Wageningen de doc torsgraad in de agrarische weten schappen na verdediging van zijn proefschrift* over de opgedane er varingen met het coöperatieve spaar- en kredietsysteem op het platteland in West-Java. Niet al leen heeft de onderzoeker een wetenschappelijke analyse inge steld van het aldaar aangetroffen project, maar plaatste hij het in een groter kader, waarbij de suc ces- en faalfactoren voor soortge lijke projecten elders in de wereld werden blootgelegd. Omdat de Stichting Steun door Rabobanken nauw verbonden is met het Indo nesische project én met tal van andere coöperatieve landbouw kredietsystemen, werd met be langstelling naar de bevindingen uitgezien. Het kan er immers toe bijdragen dat de fondsen die de Rabobank- organisatie door middel van de SSR jaarlijks ter beschikking stelt van vele projecten in de ontwikke lingslanden, op de meest effectie ve wijze worden aangewend. SE Kracht van het systeem leinschaligheid en zelfhulp zijn belangrijke factoren ge weest bij de totstandkoming van de landbouwkredietco- operaties in Europa aan het eind van de vorige eeuw. Opmerkelijk is dat deze ele menten nog steeds een be langrijke rol spelen bij het initiëren van spaar- en kredietcoöperaties in de ont wikkelingslanden. Dat is een van de conclusies uit het proefschrift 'Farmers and Finance', waarin het coöperatieve spaar- en kredietsysteem in West-Java wordt beschreven. Zelf is de auteur nauw betrokken geweest bij de opzet en uitvoering van het project in 1979. Het streven om te komen tot de onaf hankelijke structuur, gericht op finan ciële dienstverlening in de dorpen bleek Farmers and Finance door dr. H. A. J. Moll werd uitgege ven bij Pudoc in Wageningen. Op de rijstvelden in de omgeving van Bandung liggen de bundeltjes rijstplanten gereed om uitgezet te worden. succesvol. Er bestaat wel een lijn naar de overheid en een verbinding met het officiële coöperatiesysteem dat door de overheid wordt bestuurd, maar deze stonden de vrijheid van handelen niet in de weg. In het project dat Moll beschrijft hebben groepen van 30 tot 50 ondernemers zich verenigd binnen betrekkelijk kleine spaar- en kredietcoöperaties. Regel matig worden de leden aangespoord bedragen opzij te leggen om een spaartegoed op te bouwen of om aflos singen te kunnen doen op de verstrek te kortlopende leningen uit het kapitaal fonds. Bij de kredietverlening worden de loop tijd en andere condities in nauw onder ling overleg met de betrokken onderne mer vastgesteld. Daarbij bewijst de kennis die vanuit Nederland wordt ge leverd goede diensten. Ook worden re gels gesteld voor het verplicht en vrij willig sparen, voor renteberekening en winstuitkering. De ontwikkeling van de beschreven co- operatie kan als voorbeeld voor veel andere projecten worden gesteld, zo Dr. D. Wind Stichting Steun door Rabobanken

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1989 | | pagina 26