(x 1000)
1980
1981
1982
1983
1984
1985
1986
1987
1988
België
5142
4973
5122
5257
5377
5646
5595
5652
6413
Denemarken
9683
9697
9306
9413
8699
9278
9417
9160
9055
BRD
23633
23273
22814
23744
23684
23965
24905
24614
23755
Griekenland
1120
1193
1057
1102
1068
1143
1169
Frankrijk
11545
11039
11419
11199
10707
10451
11097
11766
11572
Ierland
1099
1091
1108
1075
1030
1004
999
994
971
Italië
8218
8248
8292
8420
8389
8365
8463
8520
8600
Luxemburg
81
80
74
73
68
68
70
74
65
Nederland
10380
10383
10031
10666
11150
12008
13234
14409
13905
Ver. Koninkrijk
7672
7718
8008
8204
7546
7933
8052
8300
7980
EG-10
77453
76503
76174
79244
77708
79820
82901
84632
83485
Perspectief
Tabel 1 Varkensstapel (per april)
verandering EG-10
t.o.v. voorafgaande jaar -950 -329 +3070 -1536 +2112 +3081 +1731 - 1147
waarvan: BRD -360 -459 +930 -60 +281 +940 -291 -859
Nederland +3 -352 +635 +484 +858 +1226 +1175 -504
Zelfvoorzieningsgraad
EG-10 in 100,4 101,5 100,7 102,4 102,6 102,2 103 104 n.b.
Bron: Eurostat
Uitgesplitst naar de zeugenhouderij en
de varkensmesterij kan voor deze
deelsectoren een soortgelijke redene-
nuïteit gericht. De enige manier om bij
dalende varkensprijzen aan hun finan
ciële verplichtingen te voldoen is veel
al: nog meer en nog goedkoper produ
ceren.
Daarbij komt dat beslissingen omtrent
tijdelijke stopzetting van de produktie
(omdat de opbrengsten lager zijn dan
de variabele kosten) pas op termijn
hun uitwerking hebben. Tegen die tijd
kunnen de opbrengstprijzen al weer
aangetrokken zijn. Produktieaanpas-
sing van de zijde van gespecialiseerde
bedrijven zal dan ook meestal pas
plaatsvinden bij liquidatie van het be
drijf.
Omdat het gemiddelde varkensbedrijf
in Nederland veel groter en gespeciali
seerder is dan in Duitsland, vindt in
Nederland dus in mindere mate een
aanpassing plaats van de produktie als
reactie op het prijsniveau. Dat betekent
dat na de uitbreiding in Nederland in
1986-87 de produktieaanpassing, die
daar noodzakelijkerwijs op moest vol
gen, van andere landen moest komen.
Omdat die uitbreiding ook nog eens te
gen de prijsbeweging in tot stand
kwam, betekende dit dat er in het bui
tenland een extra produktie-inkrimping
moest volgen. Omdat deze reactie ook
vertraagd tot stand is gekomen, zijn de
prijzen tot grote diepte gekelderd.
ring worden opgesteld. De vermeerde-
ringsbedrijven zijn in Nederland gemid
deld genomen veel gespecialiseerder
dan de varkensmesterijen. Mestvar-
kens worden ook in ons land nog veel
gehouden als neventak in goedkope
afgeschreven opstallen. De vermeer
dering daarentegen vindt veelal plaats
op gespecialiseerde, relatief grote be
drijven. De mesterij is daarom in de
produktieaanpassing flexibeler dan de
fokkerij. Een aanwijzing daarvoor is,
dat de biggenprijzen momenteel harder
aantrekken dan de slachtprijzen. De
werkelijke biggenprijs lag vorig jaar in
het dieptepunt van het prijsdal onder
de richtprijs van het LEI (de biggenprijs
die de winst of het verlies bij een be
paalde slachtvarkenprijs evenredig ver
deelt over de fokker en de mester). Mo
menteel ligt deze marktprijs boven de
richtprijs.
Voor de korte termijn kan het volgende
worden gezegd. Als reactie op de ex
treem lage prijzen en de lage rentabili
teit is de produktie in 1988 ingekrom
pen. Voor 1989 wordt een verdere da
ling van de varkensstapel in de EG ver-