gld. per 100 kg 70 65 60 55 50 45 40 I It '80 '81 '82 '83 '84 '85 '86 '87 '88 '89 jaren Grafiek 1 Prijzen Slachtvarkens in Nederland gld. per kg geslacht gewicht 5,0 Opbrengstprijs 4,5 3,0 2,5 '82 '83 '84 '85 '86 '87 '88 '80 '81 jaren Grafiek 2 Prijzen Mestvarkenskorrels prijsbeweging in de eerste helft van 1981 en de stijgende voerprijzen. In 1982 volgt een goed prijsjaar met - weliswaar op een hoger niveau - con stante voerprijzen. Als reactie daarop is de varkensstapel in 1983 fors uitge breid. Op zijn beurt is 1983 een minder goed jaar, door een prijsdal dat ge paard gaat met een tijdelijke forse stij ging van de voerprijzen. In 1984 is de varkensstapel dan ook weer ingekrom pen. In 1985 is de omvang weer toege nomen als gevolg van de stijgende var- kensprijzen en de dalende voerprijzen. Ook van 1985 op 1986 is de stapel om die redenen uitgebreid. In 1986 zijn daarop de varkensprijzen fors gezakt. Omdat echter de voerprijzen ook daal den, is de rentabiliteit minder terugge lopen dan op grond van de prijsdaling mocht worden verwacht. Daardoor is de produktie in eerste instantie op peil gebleven. Afwijking Uiterst belangrijk is echter, dat de var kensstapel van 1986 op 1987 ondanks dalende prijzen nog aanzienlijk groei de. Hier wijkt de aanbodsbeweging af van eerdere jaren. Uit de tabel blijkt dat in de EG-10 de stapel toen met 1,7 mil joen varkens netto is uitgebreid. Hier van blijken echter 1,2 miljoen varkens voor rekening van Nederland te ko men, hetgeen bijna 70% is! De verkla ring hiervoor is de Mestwetgeving en dan met name de vaststelling van de referentiehoeveelheid op 31 december 1986, waarop het toegewezen mest quotum werd gebaseerd. Voor de var kenshouders was het zaak om op dat moment zoveel mogelijk varkens te houden teneinde een zo groot mogelijk quotum te verkrijgen. De mestwetge ving heeft de omvang van de varkens stapel overigens al eerder beïnvloed door invoering van de Interimwet in 1984. Het onbedoelde effect daarvan was, dat de varkensstapel in 1985 en 1986 nog behoorlijk toenam op basis van reeds bestaande bouw- en hinder wetvergunningen. De autonome ontwikkeling van de var kensstapel in Nederland blijkt ook uit de tabel. De stapel is hier vanaf 1982 tot 1987 voortdurend toegenomen. In de Bondsrepubliek daarentegen blijkt de varkenscyclus volledig op te gaan. De richting van de verandering van de varkensstapel in dat land is, uitgezon derd in 1987, gelijk aan die in de EG- 10. De groei van 1986 op 1987 in de EG-10 kwam voor rekening, zoals ge zegd, van Nederland en van Frankrijk. In de BRD nam in die periode de var kensstapel al weer af, conform de te ruggelopen rentabiliteit. In 1988 is het aanbod in de EG uiteindelijk wel inge krompen, als reactie op de inmiddels sterk gedaalde prijzen en rentabiliteit, die weer voortkwamen uit het nog ge stegen aanbod in 1987. De conclusie die derhalve kan worden getrokken, is dat het lange en diepe prijsdal voortkomt uit twee oorzaken. Ten eerste is de voerprijs in de periode van dalende opbrengstprijzen meege- daald, zodat de rentabiliteit vooralsnog minder terugliep dan de opbrengstprij zen. Hierdoor is het aanbod in eerste instantie niet afgenomen, waardoor de daling van de varkensprijzen aanhield. Ten tweede is door de mestwetgeving in Nederland in 1986/87, het aanbod fors uitgebreid, tegen de 'conjuctuur' in. De netto uitbreiding in die periode in de EG-10 kwam grotendeels voor reke ning van Nederland. Dat heeft geleid tot een extra druk op de prijzen, waar door de rentabiliteit negatief werd. Hierdoor moest er een extra produktie- inkrimping plaatsvinden om de uitbrei ding van 1987 ongedaan te maken. Bedrijfsstructuur De aanpassing van het aanbod kwam in de jaren tachtig hoofdzakelijk uit de andere EG-landen. De reden dat Ne derland zijn varkensstapel heeft uitge breid en daarna in mindere mate heeft teruggebracht dan bijvoorbeeld Duits land, is gelegen in de structuur van de varkenshouderij. De aanbodsaanpas sing bij dalende prijzen komt door gaans van weinig gespecialiseerde kleinere bedrijven met vaak reeds afge schreven opstallen. Deze bedrijven zijn flexibel in het benutten van hun capaci teit. Omdat bij deze vaak verouderde bedrijven de gebouwlasten laag of zelfs nihil zijn, is de beslissing gemakkelijker om de stallen leeg te laten staan. Soms wordt op dat moment het bedrijf beëin digd of kunnen er inkomsten gegene reerd worden uit andere takken op het (gemengde) bedrijf. Op gespecialiseer de bedrijven daarentegen zijn de vaste lasten veel hoger. Deze hebben in het verleden veelal met vreemd vermogen geïnvesteerd en zijn daarom op conti-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1989 | | pagina 23