1 1
l£
7
Moeilijke beginjaren (1979-1982)
Spilkoersaanpassingen in het EMS (in
DM
FL
BF
Dkr
FF
Lire
24 september
1979
+2
-3
30 november
1979
-5
23 maart
1981
-6
5 oktober
1981
+5,5
+5,5
-3
-3
22 februari
1982
-8,5
-3
14 juni
1982
+4V4
+4V4
-53/4
-23/4
21 maart
1983
+5,5
+3,5
+1,5
+2,5
-3,5
2,5
-2,5
22 juli
1985
+2
+2
+2
+2
+2
+2
-6
7 april
1986
+3
+3
+1
+1
-3
4 augustus
1986
-8
12 januari
1987
+3
+3
+2
economieën een drang naar stabiele
wisselkoersen, waarvan het op de D-
mark gerichte slangarrangement de
meest concrete weerslag was.
Start met hindernissen (1978-
1979)
Het was de toenmalige commissie
voorzitter Roy Jenkins, die uiteindelijk
de Europese Gemeenschap wakker
schudde uit haar futloosheid. In de
Monnet-lezing, die hij in oktober 1977
in Florence hield ('De uitdaging en de
kansen van Europa'), betoogde hij dat
de vorming van een monetaire unie het
beste middel was om de economische
problemen in de Gemeenschap op te
lossen en Europa over een politieke
drempel te helpen.
De handschoen werd al snel opgeno
men door de Westduitse kanselier
Helmut Schmidt en de Franse presi
dent Valéry Giscard d'Estaing. Tijdens
de bijeenkomst van de Europese Raad
te Kopenhagen in april 1978 brachten
zij gezamenlijk het idee naar voren om
een nieuw monetair stelsel op te zet
ten, waaraan alle leden van de Ge
meenschap zouden deelnemen. Drie
maanden later schaarde de Europese
Raad te Bremen zich achter het Frans-
Duitse initiatief.
Er volgden enige maanden van inten
sieve discussies in de organen van de
Europese Gemeenschap, de nationale
parlementen, het bedrijfsleven en de
academische wereld. Het grootste
enthousiasme bleven uiteraard de bei
de initiatiefnemers en de Europese
Commissie uitstralen. In de meeste an
dere kringen en vooral in de financiële
wereld was men echter zeer terughou
dend of zelfs uitgesproken sceptisch
over de kans van slagen van het nieu
we wisselkoersstelsel. In de Bondsre
publiek bleef de centrale bank uiterst
gereserveerd tegenover de plannen.
Zij miste de keiharde garantie, dat de in
de overeenkomst vast te leggen ver
plichtingen geen belemmering zouden
vormen voor haar eigen primaire ver
antwoordelijkheid voor de Duitse prijs
stabiliteit. Ook de Nederlandse mone
taire autoriteiten behielden in dit kiel
zog de nodige reserves.
Al deze twijfels werden nog groter, toen
het EMS niet op de aanvankelijk
overeengekomen datum officieel van
start kon gaan, doch eerst drie maan
den later. Naast de Frans-Duitse one
nigheid in de allerlaatste fase hadden
ook de Britse weigering om aan het
wisselkoersmechanisme deel te nemen
en de Italiaanse aandrang op een fluc
tuatiemarge van 6% (in plaats van de
normale 21/4%) het imago van het EMS
toen reeds verbleekt.
De centrale doelstelling van het EMS is
de vorming van een zone van monetai
re stabiliteit in de Europese Gemeen
schap. In de Resolutie van 5 december
1978 hebben de lidstaten onderschre
ven, dat zij een beleid zullen voeren
dat leidt tot grotere interne en externe
stabiliteit, dus zowel van wisselkoersen
als van binnenlandse prijzen.
Gezien de slechte ervaringen met be
trekking tot deze economische beleids
doelstellingen tijdens de jaren zeventig,
dachten velen dat het EMS binnen een
paar jaar zou stranden. Aanvankelijk
zag het er inderdaad naar uit, dat deze
kritische toeschouwers gelijk zouden
krijgen, want reeds in het eerste jaar
kreeg men te maken met twee onver
wachte wisselkoersaanpassingen. Kort
daarop ontstond de tweede oliecrisis,
die met zich bracht dat de betalingsba
lansen opnieuw onder druk kwamen en
de prijsstijging weer versnelde. Daarbij
deden zich tussen de lidstaten onder
ling grote verschillen voor, waardoor
deze wederom economisch uit elkaar
groeiden. Zo bedroeg het verschil tus
sen het hoogste en het laagste inflatie
tempo van de EMS-landen zowel in
1980 als in 1981 zelfs 13%. Het gevolg
was dat binnen een periode van ruim
een jaar wederom niet minder dan vier
spilkoersherzieningen plaats vonden.
Tijdens de vier beginjaren van het EMS
waren er zodoende maar liefst zes
aanpassingen geweest, waarbij de Bel
gische frank, de Deense kroon, de
Franse frank en de Italiaanse lire met
ongeveer 20% in waarde achteruitgin
gen tegenover de Duitse mark en de
Nederlandse gulden.
Hoe deze periode uiteindelijk moet
worden gewaardeerd, hangt af van de
criteria die men kiest. Volgens de ont
werpers van het stelsel moest vooral in
de aanvangsjaren op de nodige koers
correcties worden gerekend, gezien
de ruime onderlinge economische ver
schillen. Niettemin bleken de koers
schommelingen van de EMS-valuta's in
de betrokken jaren toch veel geringer
te zijn dan die van de zwevende valu
ta's, zoals dollar, yen en pond. Voorts
wist het stelsel zich tenminste staande
te houden onder de grote externe druk
van de olieprijsstijgingen. De sceptici
wezen echter op het grote aantal spil
koersaanpassingen, dat met een ge
middelde van bijna twee per jaar hoger
was dan tijdens het slang-arrangement.
Tevens verliepen deze aanpassingen
niet altijd even ordelijk, hetgeen als een
afspiegeling moest worden gezien van
de slechte onderlinge beleids
afstemming.
Dwang tot bezinning (1983-1985)
Tot 1983 viel er daadwerkelijk weinig
toenadering van economisch beleid te
bespeuren tussen de EMS-deelne-
mers. Het restrictieve beleid van de
Bondsrepubliek na 1980 vond aanvan
kelijk weinig navolging, zeker wat inten
siteit betrof. In Frankrijk, waar in 1981
een socialistische regering aan het roer
kwam, werd zelfs eerder gekozen voor
een expansief beleid.
Dit had tot gevolg, dat men daar welis
waar sneller groeide dan elders in de
Gemeenschap, maar ook vrij spoedig
met een oplopend tekort op de handels
balans, een hoge inflatie en een toene
mend overheidstekort werd geconfron
teerd. Mede door meer specifieke be
leidsmaatregelen, zoals nationalisaties,
raakte de Franse frank uit de gunst van
de beleggers. Het resultaat was, dat
men zowel midden 1982 als begin 1983
telkens met ongeveer ruim 9% tegeno
ver de D-mark moest devalueren.