Meststof fenwet/Verplaatsings- besluit II sprakelijkheid heeft SER-overleg gere sulteerd in een voorstel waarbij een deel van het risico van de consument voor de gevolgen van misbruik van de aan hem uitgegeven pas wordt overge- j nomen door de bank. Het eigen risico van de consument wordt in beginsel be perkt tot f 350. Als hij zelf echter mede heeft bijgedragen aan het ontstaan van schade, kan het eigen risico oplopen. Dat geldt bijvoorbeeld als de consument zijn dagafschriften niet controleert, zijn J pas met PIN-code kwijtraakt of niet on middellijk bij constatering van verlies of diefstal van de betaalpas daarvan mel ding maakt. Bij het oplossen van het bewijsprobleem is door de SER/CCA-commissie gebruik gemaakt van de reeds in een eerder SER/CCA-overleg vastgestelde alge mene bankvoorwaarden. De boeken- clausule is integraal van toepassing. Dit betekent dat in beginsel de boeken van de bank geacht worden de feiten juist weer te geven. Daardoor worden twee probleemsituaties gedekt. Aller eerst die van betwisting van de hoogte van een bedrag op een dagafschrift. Op de tweede plaats mag de bank ervan uitgaan dat een geregistreerde transac- j tie inderdaad door de consument is uit gevoerd. De enkele mededeling dat de pas gestolen is volstaat niet om meteen alle opgenomen bedragen minus f 350 terug te krijgen. De bank daarentegen dient wel alle klachten zorgvuldig te on derzoeken. De consument mag altijd te genbewijs leveren. Het is de bedoeling dat de nieuwe voor waarden op 1 juli 1989 in werking tre- j den. Tot dat tijdstip zullen de bestaande J voorwaarden in de geest van de nieuwe worden toegepast. De stelling van onze minister van Finan ciën dat marktpartijen zelf in overleg tot acceptabele voorwaarden moeten ko men is werkbaar gebleken. Wetgeving j op het terrein van elektronisch betalen is derhalve niet nodig. Nieuwe obligatiefondsen schot in de roos In de maand maart introduceerde Rabo bank Nederland twee nieuwe obligatie fondsen: het Rabo Obligatie Dividend- fonds en het Rabo Obligatie Investe ringsfonds. Vanaf 28 maart worden deze fondsen op de Amsterdamse Effectenbeurs ge noteerd. Het aantal inschrijvingen op de j nieuwe fondsen was overweldigend. Toen op 22 maart de inschrijvingstermijn afliep, bleek op de nieuwe obligatiefond sen voor een totaalbedrag te zijn ingete kend van f 385 miljoen. Door de aard van de fondsen konden alle inschrijvin gen worden gehonoreerd. Uit de succesvolle introductie mag wor den afgeleid dat de twee nieuwe obliga tiefondsen kennelijk tegemoet komen aan een behoefte in de markt. De nieu we fondsen zijn met name aantrekkelijk voor de risicomijdende belegger die meer rente-inkomsten heeft dan de ren tevrijstelling toelaat. De risicomijdende belegger die naast spaarrekeningen en termijndeposito's uitsluitend vastrenten- de waarden in bezit wil hebben, kan via de nieuwe obligatiefondsen gebruik ma ken van de dividendvrijstelling (het Rabo Obligatie Dividendfonds) en onbelaste vermogensgroei (het Rabo Obligatie In vesteringsfonds) zonder in aandelen te hoeven beleggen. Samen met het bestaande Obligatie fonds Rabobank vormen de nieuwe obli gatiefondsen het Rabo Obligatie Pakket. Het pakket biedt de belegger de moge lijkheid binnen het kader van de huidige fiscale wetgeving een zo hoog mogelijk netto-rendement te behalen. Dit kan door gebruik te maken van de rentevrij stelling, de dividendvrijstelling en onbe laste vermogensgroei. Een unieke service van de Rabobank is dat de beste oplossing uit de geboden mogelijkheden per individu kan worden berekend. Maatwerk dus. Het blijkt dat vele beleggers voor een persoonlijk ad vies naar de plaatselijke Rabobanken zijn gegaan om van de daar aanwezige deskundigheid gebruikte maken. De succesvolle introductie van de nieu we obligatiefondsen en daarmee van het Rabo Obligatie Pakket heeft na het succes van twee specialties de afgelo pen twee jaar, t.w. de introductie van het Rabo-Noro Venture Fonds en Mint Gua- ranteed Nederland NV, nog eens nadere bekendheid gegeven aan de Rabobank als effectenbank. De ook nu weer gebleken grote plaat singskracht van onze organisatie geeft aan welke mogelijkheden we met die betere profilering hebben. Nu de Tweede Kamer besloten heeft het door de minister van Landbouw en Vis serij voorgestelde Verplaatsingsbesluit II als wet te behandelen zal de veehoude rij het voorlopig zonder verhandelbaar heid van 'mestquota' moeten stellen. Bij invoering van de meststoffenwetge- ving op 1 januari 1987 is het recht om dieren te houden gekoppeld aan het hebben van 'referentiehoeveelheid'. In het Verplaatsingsbesluit I is bepaald dat overdracht van de gehele referentiehoe veelheid van een bedrijf alleen mogelijk is indien het gehele bedrijf wordt overge nomen en ter plaatse wordt voortgezet. Deze regelgeving heeft een structuur bevriezend karakter. Gelet op onder an dere de concurrentiepositie en de inves teringen die nodig zullen zijn bij de vol gende fasen van het mestbeleid, werd het nodig gevonden de regels betreffen de de verplaatsing van referentiehoe veelheid te versoepelen. Daarom is maart 1988 een concept-Ver plaatsingsbesluit II gepubliceerd, waarin de mogelijkheid werd gecreëerd om de referentiehoeveelheid (nu mestproduk- tierechten genoemd) voorzover ze de 125 kg fosfaat per hectare te bovengaan overdraagbaar te maken. Heeft de bank als hypotheekhouder on der het Verplaatsingsbesluit I nog 'greep' op de referentiehoeveelheid, op de voorgestelde nieuwe niet-gebonden j mestproduktierechten heeft ze dit niet. Overdracht van deze voor de bedrijfs voering onmisbare rechten kan plaats vinden zonder dat de hypotheekhouder daar op enigerlei wijze invloed op heeft. Om voldoende financieringsmogelijkhe den voor de veehouder in de toekomst te houden en om de positie van de hy potheekhouder te beschermen, hebben we als Rabobank op dit concept gerea geerd en voorgesteld verpanding van de niet-gebonden mestproduktierechten mogelijk te maken. Dit voorstel is niet overgenomen. Op 17 januari 1989 stuurde de minister een nieuw Verplaatsingsbesluit II in de vorm van een Algemene Maatregel van Be stuur naar de Tweede Kamer. Volgens het besluit kunnen mestproduktierech ten, die de 125 kg fosfaat per ha te bo ven gaan - de zogenaamde niet-gebon den rechten - verplaatst worden. Bij een verplaatsing verminderen echter - afge zien van enkele uitzonderingen - de niet-gebonden mestproduktierechten met 15%. Voorts is verplaatsing slechts toegestaan indien na verplaatsing het aantal varkens en kippen op het bedrijf niet groter wordt dan 175 Intensieve Veehouderij Eenheden (IVE's). Deze norm blijft ook in de toekomst van kracht en wordt jaarlijks gecontroleerd aan de hand van de mestboekhouding. De verplaatsing van mestrechten moet bij het bureau Heffingen in Assen gere gistreerd worden. Alleen degene die daadwerkelijk meststoffen produceert c.q. gaat produceren kan de registratie doen plaatsvinden; derden, zoals ban ken en bemiddelaars, kunnen dus geen mestproduktierechten op hun naam ge registreerd krijgen. Ten aanzien van de hypotheekhouder is dus helaas niets geregeld, dit in tegen- Vervolg op pagina 31

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1989 | | pagina 5