We dragen wat portretten met ons mee! Het eigen konterfeitsel in paspoort en rijbewijs, een fotootje van een geliefde of van de kinderen vormen vaak de basis van een hele verzameling. Hare Majes teit is in waarden van vijf cent tot en met vijf gulden meestal royaal voorhanden, postzegels niet eens meegerekend. En dan de bankbiljetten. Ondanks het feit dat de gro te wieldraaier Michiel Adriaanszoon het heeft afge legd tegen de snip en men in Amsterdam geen erfla ters van onze beschaving meer waardig heeft geacht om op nieuwe waarden te prijken, zodat vuurtoren en zonnebloem nu onze portable prentencollectie ver sterken, bleven er wat portretten bewaard. Frans Hals is nog volop aanwezig, wat goed uitkomt nu 1989 tot Halsjaar is verheven. Jan Pieterszoon Sweelinck, wiens orgelchoralen zo menig zondags dienst tot een feest maken eveneens. En dan Baruch de Spinoza, een filosoof die vanwege zijn intrinsieke waarde wel niet op ieders hart zal worden gedragen. Vreemd genoeg juist populair in de grijze en zwarte circuits waar zijn gedachtengoed de minste weer klank zou vinden. Bijna iedereen draagt dus op of aan het lijf een ware galerij van bekende persoonlijk heden uit eigen of bredere kring. En daar is sinds kort weer een nieuw gezicht aan toegevoegd. Goh, moet je zien, d'r staat een ouwe man op, riep iemand spontaan toen hij aan de balie zijn nieuwe eurochequepas in ontvangst nam. Voor velen zo maar een ouwe man, maar ook zullen er zijn die zeggen 'Oh ja, die componist van pom- pom-pompom'. En een ander weet nonchalant te melden zojuist nog wat pianosonates te hebben ge kocht 'op een CDtje in een perfecte uitvoering van Brendel, weet je wel'. Een ouwe man, dat Is op zich juist, want Ludwig van Beethoven is ruim 150 jaar geleden gestorven. Toen ik dit had geschreven ging ik even kijken wanneer precies. Het was op 26 maart 1827. Hij was in 1817 begonnen met het componeren van zijn negende symfonie, die hij in 1824 in Wenen voltooide. Ver daar vandaan speelde in die tijd een zesjarig jochie op het erf van zijn vaders herberg in Hamm aan de Sieg. Dat jongetje waarvan we in dit nu bijna ten ein de gelopen jaar de honderdste sterfdag herdachten. Die een man werd voor wie naastenliefde iets meer was dan een zondags collectezakje of een fiscaal af trekbaar girootje. Een man wiens ideeën wij overi gens zeer succesvol hebben ingebed in het commer ciële, cliëntgerichte denken van nu. Het portret van Beethoven dus, dat niet gewoon ge drukt is maar op een geheimzinnige en onbegrijpelij ke wijze driedimensionaal holografisch in alle kleur schakeringen van de wereld zichtbaar is gemaakt. Hoe zouden ze het toch doen? Vreemd, vroeger werd er gezegd dat je meer wijs heid verwierf naarmate je ouder werd. Maar nu lijkt het door die razendsnelle wetenschap en techniek wel andersom te zijn. Je gaat steeds minder weten van meer dingen als je een deel van je leven sleet in de tijd dat expertise nog gewoon kennis van zaken heette en een geldautomaat een busje met een dankjewel-handje van missie of zending was. Geschiedenis blijft toch boeiend: kleine, zesjarige Friedje Rai ff eisen speelt in de tuin terwijl Beethoven zijn negende symfonie afmaakt. Zoiets doet me wat. De componist gebruikte in het laatste deel van zijn grote opus het gedicht Ode an die Freude van Schil ler voor het befaamde slotkoor dat nog steeds zovele mensen ontroert 'Alle Menschen werden Brüder, wo dein sanfter Flügel weilt'... En uitgerekend zijn portret wordt uitgekozen om te voorkomen dat alle mensen wat te gemakkelijk wor den bestolen door hun frauduleuze broeders, die een latere regel uit die slotzang, 'Seid umschlungen, Mil- lionen', kennelijk anders interpreteren dan Schiller, Beethoven, Rai ff eisen en wij allemaal... Cas Sier Vervolg Wob van pagina 5 bankwezen door haar organisatie en werkwijze een doorn in het oog. Hierbij speelde het concurrentiemotief een niet onbelangrijke rol. Niet alleen hanteer den de boerenleenbanken zeer scher pe rentetarieven, maar zij bemiddelden ook kosteloos bij de aan- en verkoop van effecten. Zolang de Centrale Coö peratieve Raiffeisen-Bank in Utrecht niet kon of wilde garanderen dat haar leden de Bondstarieven zouden hante ren. was er voor deze Centrale geen plaats in de bond, laat staan voor de plaatselijke banken. Onder stringente voorwaarden kon ook de Utrechtse Centrale in 1948 wel lid worden. Pas aan het begin van de ja ren zestig was binnen de Bond de over tuiging gegroeid dat een verder verzet tegen het coöperatieve bankwezen zin loos was. Men onderkende het reële gevaar, dat naast de Bond een tweede bankiersinstituut zou groeien. Op 16 oktober 1962 was het zover, dat het coöperatieve bankwezen volledig ge accepteerd werd. Vanaf dat moment bestond het overgrote deel van de le den van de Bond uit plaatselijke boe renleenbanken. Na de jarenlange strijd toch wel een overwinning, omdat daar mee onderstreept werd dat de coöpera tieve banken een eigen, volwaardige plaats binnen het Nederlandse bank wezen hadden verworven. Door de voortschrijdende ontwikkelin gen werd het toen al duidelijker dat deze provinciale organisatie geen lang leven meer beschoren zou zijn. Het verdedigen en uitdragen van belangen op een provinciale basis raakte achter haald. In 1974 werd de Bond voor de Geld- en Effectenhandel in de provincie opgeheven. Andere - landelijke - kana len waren ondertussen beter geëigend, zoals het College van Overleg, de Ne derlandse Bankiersvereniging en de Vereniging voor de Effectenhandel. Inmiddels is het dus zover dat binnen het Nederlandse bankwezen een nieu we stap wordt gezet. Het is goed om voor ogen te houden dat een dergelijke overeenstemming der geesten niet als vanzelf tot stand is gekomen, maar dat daaraan een lange en veelzeggende geschiedenis vooraf is gegaan.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1988 | | pagina 30