Agrometer Melktekort? 1986 1987* 1988 1983 1984 1980 1981 1982 ling over de diverse beleggingscatego rieën beoogt, een hoge prioriteit krijgen. Uitgaande van dat scenario betekent dit, dat wij thans terughoudend zijn ten aanzien van aandelenbelegging voor de kortere termijn. Eerst wanneer de economische afvlakking zich daadwer kelijk manifesteert en dit tot uitdrukking komt in het rendement van het bedrijfs leven, lijkt het aan te bevelen de opge spaarde liquiditeiten te gebruiken om langzaam een uitbreiding aan de aan- delenportefeuille te geven. Een beurskrach te voorkomen? Het uitsluiten van een beurskrach zal altijd wel een utopie blijven. Omdat het een vrije markt is, zullen extreme uitsla gen mogelijk blijven met name door de onvoorspelbaarheid van het menselijk handelen. Wel heeft deze financiële cri sis - evenals eerdere - geleerd, dat de beïnvloeding van de publieke opinie door middel van pers en media een grote rol speelt. Dit dwingt autoriteiten op monetair, politiek en financieel ter rein zeer zorgvuldig en éénduidig stel ling te nemen om te voorkomen, dat de reeds ontstane onzekerheid toeneemt. Het succes en de goede coördinatie van de steunacties door Centrale Ban ken om het tij te keren is een bewijs, dat deze problematiek slechts door in ternationale samenwerking tot een goed einde kan worden gebracht. Om calamiteiten te voorkomen zullen verder enkele technische maatregelen moeten worden ingebouwd in de steeds verder geautomatiseerde handelssyste men. Te denken valt aan een volumere gulatie om congestie in handelsstromen voor te zijn, zoals men ook tracht ver keersdrukte in banen te leiden door tij dige aankondiging van snelheidsbeper king. Voorts zal bij extreme koersuitslagen op één dag een 'adempauze' of 'time out' als voorzorgsmaatregel moeten worden ingesteld. Tenslotte dient de aandelenmarkt een echte beleggersmarkt te worden, waar bij het korte-termijndenken aan invloed verliest. Opmerkelijk is, dat de bezitspe- riode van aandelen in de jaren 1975 tot 1987 terugliep van gemiddeld 5 jaar naar slechts 14 maanden. Een ombui ging van deze tendens lijkt noodzake lijk, maar vereist een mentaliteitsveran dering van zowel beleggers als profes sie. Op langere termijn zal dit leiden tot een meer gezonde beursontwikkeling, hetgeen uiteindelijk in het belang is van 24 beide partijen. In 1984 werd de superheffing ingevoerd. De melkaanvoer in de EG is sindsdien aanzienlijk gedaald, namelijk van 104 mil joen ton in 1983 tot naar schatting 92 miljoen ton dit jaar, dus met 11%. Bovendien is een aantal bijzondere acties gevoerd, wat heeft geresulteerd in een bijna volledig opruimen van de interventievoorraden van boter en magere melkpoeder. Door de zuivelindustrie wordt nu in toenemende mate geklaagd over een tekort aan melk. De geringere hoeveelheid aangeboden melk leidt in de zuivelindustrie tot een produktiever- mindering van boter en magere melkpoeder, de beide interventieprodukten. Uit de grafiek blijkt dat de hoeveelheid melk die nodig is voor dat deel van de boter, waarvan de afzet ge subsidieerd wordt, van 20 miljoen ton in 1983 is teruggelopen tot naar schatting 1 miljoen ton in 1988. De grafiek toont het saldo van de geproduceerde boter en de in de EG tegen markt prijzen afgezette consumptie. Geleverde melk (min. ton) in de EG. 10 Bron: PZ, Rabobank 105 100 95 90 25 benodigde hoeveelheid ondermelk voor gesubsidieerde afzet van magere melkpoeder 20 15 benodigde hoeveelheid melk voor gesubsidieerde afzet van boter 10 5 0 1985 ramingen Verder toont de grafiek, dat de hoeveelheid melk die nodig is voor de gesubsidieerde afzet j van de beide interventieprodukten (boter en magere melkpoeder) het patroon van de totale melkaanvoer volgt. Terwijl echter voor boter de nullijn wordt genaderd, wordt nog ca. 10 mil joen ton (onder)melk gebruikt voor magere melkpoeder. Deze wordt aangewend voor de pro- duktie van kalvermelk. Bij deze gesubsidieerde afzetten komt nog de melk die nodig is voor de export van andere zuivelprodukten van de EG naar derde landen. Op deze produkten (met name kaas, volle I melkpoeder en gecondenseerde melk) wordt aan de EG-grens een exportrestitutie verstrekt. Het saldo van de in- en uitvoer van deze produkten schommelt gedurende de jaren tachtig rond de 7 miljoen ton per jaar. Te zamen gaat jaarlijks circa 8,5 miljoen ton melk naar de gesubsidieerde afzetten, dit is 9% van de aangevoerde melkhoeveelheid. Voor de produktie van gesubsidieerde magere melk poeder is bovendien nog 10% van de (onder)melk nodig voor de levering van de vetvrije melkbestanddelen. Verder wordt onder meer de verwerking van - naar schatting 5 miljoen ton - ondermelk voor caseïne en de teruglevering van - ongeveer 3,5 miljoen ton - onder- melk aan de boeren ook gesubsidieerd. In totaal betekent dit een gesubsidieerde afzet van circa 28% van het vetvrije melkgedeelte en van het melkvet van bijna 10%. Van een melktekort lijkt daarom vooralsnog geen sprake. (Bedrijfstakonderzoek)

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1988 | | pagina 24