Positieve benadering eigen-woningbezit mengewerkt met tenminste één buiten lands bedrijf. Er zullen ook maar weinig middelgrote en kleine ondernemingen geïnteresseerd zijn in deelname aan langlopende onderzoeksprojecten, die bovendien vaak ook nog een lange voorbereidingstijd en veel rompslomp vergen. Er zal nog het nodige moeten worden gewijzigd om de toegankelijk heid van deze programma's voor het MKB te verhogen. Van de voorstellen van generieke aard, bijvoorbeeld het terugbrengen van de administratieve lasten, mogen gunstige gevolgen voor het MKB worden ver wacht. In september verscheen de 'Ontwerp Nota Volkshuisvesting in de jaren Ne gentig'. Een discussiestuk om te kun nen komen tot een definitieve vaststel ling van het volkshuisvestingsbeleid in het komende decennium. In de loop van 1989 zal de nota in zijn definitieve vorm naar de Tweede Kamer worden gezonden. Staatssecretaris Heerma achtte de tijd rijp voor een herformulering van beleid en een herbezinning op de toedeling van verantwoordelijkheden en risico's tussen de verschillende betrokkenen: overheden en marktpartijen. Belangrijke punten uit de ontwerpnota zijn: het krachtig bevorderen van het ei gen-woningbezit, waartoe ook het op verantwoorde wijze verkopen van huur woningen een bijdrage kan leveren: het concentreren van financiële steun bij degenen die niet of onvol doende kunnen voorzien in hun huisves ting: grotere vrijheid, maar ook grotere verantwoordelijkheid voor gemeenten en woningcorporaties bij het bepalen van het lokale volkshuisvestingsbeleid; maximale inspanningen ter beper king van de scheve verdeling van de voorraad huurwoningen; en in navolging van de in maart ge presenteerde Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening: het bevorderen van een goed woon- en leefmilieu. Volgens de staatssecretaris is doorstro ming de uitdaging voor de jaren negen- Vervolg Wob op pagina 4 De maand september heeft sterk in het teken gestaan van onze buitenlandse inspanningen. Bezoeken van onze hoofddirectie-voorzitter aan de Chinese Volksrepubliek en Indonesië leidden tot bezegeling van nieuwe verbintenissen in die landen. Ook in Moskou werden sa menwerkingsakkoorden gesloten. Voor wie daarover in twijfel mocht verkeren: het ging daar bij niet om toeristische zijsprongen. Ons buitenlandbeleid voltrekt zich langs weldoordachte lijnen. Die vinden hun beginpunt in ons binnenland: bij de bediening van onze leden en van de daaromheen werkzame onder nemingen die aan hun belang raken. Bij die bediening behoort vanzelfsprekend een basis pakket: informatie, betalingsverkeer, transactie-afhandeling, valutadiensten, garanties en fi nanciering. Goede betrekkingen met buitenlandse banken en eigen vestigingen in belangrij ke buitenlanden zijn daartoe onontbeerlijk. Maar er is meer. De instelling die wij in eigen land zijn, een breed gespreide bank coöperatief gericht op ty pisch Nederlands ondernemerschap, proberen wij buiten onze grenzen - in een soort ver smallende lenswerking - zich te laten concentreren op wat ons ook binnenlands het meest na aan het hart gebakken ligt: de voedselketen in ruime zin. Dat betekent voor ons geen eenkennigheid. Internationale lijnen zijn ook levensaders voor onze middelenvoorziening, bijvoorbeeld, en evenmin schromen we in grensoverschrijdende zin de rendabele financie ring van solide ondernemingen buiten onze focus. Maar we kunnen en willen niet alles: daar toe voelen we ons door onze achterban ook niet geroepen. En dus leggen we ons als bank internationaal toe op zdken waarmee we van huis uit vertrouwd zijn: de bediening van agra rische voortbrenging, verwerking, veredeling, handel en al wat daaromheen beweegt en in beweging is te brengen. Daarvan menen we ook iets meer te weten dan veel andere ban ken. Daarom hebben we ons buitenlandse vestigingsbeleid in eerste aanleg toegespitst op ha vensteden waar de hoofdstroom van de wereldwijde agrarische goederenbeweging pas seert. Daarom richten we onze inspanningen verder op landen die veel van onze belangrijke agrarische export en expertise afnemen of die veel toeleveren aan onze land- en tuinbouw. In Brazilië, bijvoorbeeld, hopen we begin volgend jaar ons bruggehoofd naar Latijns Amerika te slaan, met handelsfinanciering als voornaamste produkt. Voeding gaat door monden. De landbouw is vanouds zich daarvan maar al te goed bewust. Hetzelfde geldt voor allen die zich allengs daaromheen hebben gegroepeerd: (bio)technolo gen, machinebouwers, waterbeheersers, opslagspecialisten, industriëlen, en vele andere deskundigen. Nederland heeft op al die gebieden een schat van kennis en ervaring te bie den, ook in geïntegreerd verband. Die doos van Pandora is exporteerbaar, met alles wat daarbij hoort. Dat voeding door monden gaat beseffen vooral de landen die er veel te vullen hebben. Zo zijn er bruggen te slaan tussen wat Nederland in huis heeft en wat elders wordt gevraagd. Wellicht kweken we daarmee concurrentie, maar zeker breken we daarmee ook marktvraag open naar meer en beter, misschien op massale schaal, en langs die lijn afzet kansen voor onze kwalitatieve voorsprong. Tegelijk stellen we ons bloot aan de noodzaak en uitdaging om die vast te houden. China, Indonesië, Rusland passen heel wel in die gedachtenlijn. Natuurlijk heeft het verhaal nog andere afmetingen: de behoefte aan vreemde valuta, ruilhandel, projectfinanciering. Daarin kunnen we juist als bank weer toegevoegde waarde leveren. Intussen glijden er in de komende maanden nog enkele nieuwe, al eerder aangekondigde initiatieven van de helling. In Luxemburg gaan we open, in Zwitserland ook. Die stappen hebben te maken met de creditzijde van onze bankbaians: de dienstverlening aan hen. die ons hun middelen toevertrouwen. Zonder die middelen kunnen we geen actief bedrijf uit oefenen, en dus hebben we onze netten uit te werpen waar de sonar bewegende scholen aanwijst. In oktober staat in Amerika de opening van ons bijkantoor in Dallas op het programma. Dat brengt ons dichter bij het agrarische gebeuren in het midden-westen van de Verenigde Sta ten dan we met onze verrekijkers vanuit het hartje van Manhattan kunnen bestrijken. Later zal daar San Francisco nog aan worden toegevoegd, tegelijk als verbindingspunt naar het Aziatische gebied, waar ons kantoor Singapore de westelijke horizon bestrijkt. Geleidelijk zijn we dan de wereld rond. De armen die we vanuit onze vestigingen wereldwijd kunnen uit strekken beginnen elkaar aan de vingertoppen te raken. De Rabobank is dan wereldwijd vierentwintig uur per etmaal commmercieel wakker en in de lucht. Niettemin blijft Nederland ons vertrekpunt en Europa onze onmiddellijke voortuin. Het Euro pese perspectief dwingt ons, de cirkel in dat eigen cultuurgebied te sluiten. Vestigingen in Italië en Spanje zijn geprogrammeerd en zullen in 1989 worden verwezenlijkt. De aanbinding van dat net aan onze thuisbasis is onze voornaamste zorg en tegelijk zijn fundament. Wat ons beweegt is niet een bevlogen fantasie over een wereldomspannende formule. In wezen gaat het erom, onze binnenlandse positie toekomstvast te maken. Daar toe zijn eigen bancaire vertakkingen vereist naar die delen van de buitenwereld waar voor onze coöperatieve doelgroep - het veelal agrarisch aangebonden bedrijfsleven voorop - haar toekomstige levenslijnen zijn gelegen. Zo dienen wij belangen. In bescheidenheid moe ten we erkennen dat we daarin lange tijd niet voorop liepen. Even openhartig mogen we vaststellen, dat we op die weg nu consistente voortgang boeken, met het accent op kwaliteit en rechtlijnig beleid, wijsheid puttend ook uit andermans wedervaren, en hier en daar zo waar vooraan. Dat rechtvaardigt zelfvertrouwen. We kunnen zo het een en ander. Laat aangesloten banken daaraan durf ontlenen. De Rabobank heeft ook internationaal een solide sterke kaart te bie den, met troeven in eigen hand. Klarenbeek

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1988 | | pagina 3