1992: inhaalrace
Grensoverschrijdende
samenwerking is ook voor
agrarische coöperaties
noodzakelijk.
Naast de formele gang van zaken kende de Algemene Vergadering ook haar ont
spannen, informele momenten. V.l.n.r. mr. H. J. A. E. M. Klarenbeek, drs. H. H. F.
Wijffels, de heer C. G. A. Mertens, ir. D. Luteijn. ir. G. J. M. Braks, de heer F. H. J.
Boons.
zichzelf levensvatbaar zijn. Ik denk
daarbij vooral ook aan de pas overge
nomen bedrijven, waarop over het alge
meen al sprake is van hoge startkosten.
Sprekend over een meer marktconform
prijsbeleid heb ik het dan overigens wel
over een meer substantiële prijsaan
passing dan waarvan de afgelopen ja
ren sprake was.
Wat is de realiteit?
Afgezien van de granen was er naar
mijn mening zelfs geen sprake van een
reële prijsverlaging in de beschermde
sectoren. Gezien de ontwikkeling aan
de kostenkant was er veeleer sprake
van prijsstijgingen. Wanneer wel beslo
ten wordt tot een meer marktgericht be
leid kunnen zich op een aantal bedrij
ven financieringsproblemen voordoen.
Vroeger of later wordt dan onvermijde
lijk de discussie over inkomensonder
steuning weer actueel.
Zoals u weet ben ik om uiteenlopende
redenen géén groot voorstander van in
komenssteun. Zeker niet als een derge
lijke steun structureel van karakter is.
Naar mijn mening zijn de boeren en
tuinders het beste af met een inkomen
dat gegenereerd wordt uit de markt.
Echter, bij een reëel uitzicht op een
meer gezonde en meer op de markt
omstandigheden toegesneden land
bouw is tijdelijke persoonsgebonden in
komenssteun in Europees verband voor
mij zeker bespreekbaar. Steun die de
vermogensproblemen van de prijs
aanpassing op perspectief biedende
bedrijven kan opvangen. Alvorens overi
gens een nationale vertaling van een
dergelijke steun plaatsvindt, zal eerst
goed bekeken moeten zijn in hoeverre
bestaande instrumenten soelaas kun
nen bieden. Ook wil ik - zeker in uw
kringen - pleiten voor een nadere be
zinning op de rol van de banken in dit
verband.
Ik keer terug naar de rode draad van
mijn betoog; de realisatie van de inter
ne markt. Het belang van dit proces
mag niet onderschat worden. Toch wil
ik hier ook een paar relativerende op
merkingen maken. Velen verwachten
dat na 1992 in Europa - in economisch
opzicht - de bomen weer tot in de he
mel zullen groeien. Ik denk daar iets
genuanceerder over.
Allereerst een opmerking over de ter
mijn.
Het jaar 1992 is afgesproken als datum
voor het beëindigen van het voltooiings
proces van de interne markt. Echter,
veel meer dan een streefdatum is het in
feite niet. In dat opzicht kan ik mij zeer
wel vinden in een recente uitspraak van
uw directievoorzitter, de heer Wijffels.
Deze stelde onlangs, dat 1992 onge
twijfeld 'voorbij zal komen', maar dat
nog niet precies te voorspellen is wan
neer.
Mijn tweede kanttekening betreft het
verwachtingspatroon
De voltooiing van de interne markt zal
stellig niet gepaard gaan met economi
sche wonderen. Ook neemt de Europe
se Gemeenschap met de interne markt
géén voorsprong in de concurrentiever
houdingen met andere grote economi
sche blokken. Veeleer is sprake van
een inhaalrace, ten einde de eerder op
gelopen achterstand versneld in te lo
pen. Daarmee is dit proces overigens
niet minder belangrijk. Ook niet voor de
Nederlandse agrarische sector, al blijft
het zaak om met de beide benen op de
grond te blijven.
Zo moet bedacht worden, dat nu reeds
bijna 80% van de Nederlandse land- en 1
tuinbouwexport gericht is op de EG.
Of dat al zéér hoge percentage met de
komst van de interne markt nog veel
kan toenemen, is te betwijfelen. De ver-
wachtingen mogen wel hoog, maar niet
te hoog gespannen zijn. Waar het om
gaat is dat onze agrarische export de
kansen grijpt, die geboden worden door
een groei van de vraag. Deze groei
wordt verwacht als de voltooiing van de I
interne markt een feit is.
Positief - ook voor de agrarische sector j
- is zonder meer dat de grenscontroles j
wegvallen. Het transport - zo'n belang
rijk onderdeel van de agrarische export
activiteiten - zal daar ongetwijfeld zijn
voordeel mee doen. Belangrijk is voorts
de harmonisatie op veterinair en fytosa
nitair terrein.
Schaalvergroting agrarische
coöperaties
Een proces dat de georganiseerde Ne
derlandse landbouw goed in de gaten
moet houden is de grensoverschrijden
de samenwerking die nu versterkt op
gang lijkt te komen.
Zo zien we nu reeds, dat veel grote en
grotere bedrijven samenwerkingsvor
men over de grenzen heen zoeken.
Niet alleen Philips en Unilever, maar j
ook de grote Europese banken onder
kennen inmiddels de meerwaarde van
een dergelijke grensoverschrijdende j
samenwerking.
Wat voor deze bedrijven geldt, geldt
natuurlijk in niet mindere mate voor de
verwerkende en toeleverende sectoren
binnen de Nederlandse land- en tuin- j
bouw. Zeker bij ongeveer gelijkblijven
de produktie in veel primaire sectoren
is het nuttig voor de belanghebbenden
in deze sectoren om te expanderen
over de grenzen heen.
Grensoverschrijdende samenwerking is
mijns inziens ook voor agrarische coö
peraties noodzakelijk en kan een aantal
belangrijke voordelen hebben. In dit
verband noem ik de verzekering voor
de Nederlandse boeren van een conti-
nue aanvoer van goede en goedkope j
grondstof, zoals veevoer.
Aan de output-kant leidt efficiëntere sa
menwerking tot lagere verwerkingskos
ten. Voorts tot betere mogelijkheden
om de reguliere afzet aan zeer grote af-
nemers - zoals grootwinkelketens - te
garanderen.
Een grootschalige internationaal opere-
rende toeleverende of verwerkende in-
dustrie heeft bovendien meer middelen
voor produkt-innovaties en het ontwik-
kelen van nieuwe afzetmogelijkheden. 1
Ik denk onder meer aan het verwerven