fr De voltooiing van de interne markt zal stellig niet gepaard gaan met economische wonde ren. Veeleer is sprake van een inhaalrace. dat noodzakelijk is - betekent een keu ze voor aanpassing van de Europese landbouw aan veranderende marktom standigheden. Dikwijls wordt gesuggereerd, dat de boeren in de marginale landbouwre- gio's een meer marktconform prijsbe leid niet aan zouden kunnen. Meestal wordt dan gewezen op de zuidelijke lid staten. De realiteit zou echter wel eens anders kunnen zijn. De boeren in de zuidelijke regio's in de Gemeenschap ondervinden bij een marktconform prijsbeleid waarschijnlijk minder negatieve inkomenseffecten dan hun collega's in de centrale land bouwgebieden van Noordwest Europa. Immers, de zuidelijke boeren zijn min der afhankelijk van de prijsvorming van zware marktordeningsprodukten. Dat hebben de zuidelijke lidstaten overi gens gemeen met Nederland. In ons land wordt namelijk ook 60 procent van de bruto-produktiewaarde gerealiseerd in de niet of nauwelijks beschermde sectoren. Op veel Zuideuropese bedrijven is voorts de marge tussen bruto-op- brengst en betaalde kosten veelal wat groter. Van belang in dit verband is te vens, dat prijsaanpassing verlaging van de grondprijs met zich meebrengt. Voorts een daling van de waarde van de produktierechten in de sectoren waar deze voorkomen. Ook dat raakt over het algemeen meer de bedrijven in de sterke agrarische regio's. In deze re gio's zullen op verschillende - op zich zelf levensvatbare - bedrijven liquidi- teits- en solvabiliteitsproblemen kunnen ontstaan. Ik erken dat. Ook structuuraanpassingen, waarbij het aantal producenten vermindert behoren tot de waarschijnlijkheden bij een meer marktgericht prijsbeleid. Wellicht is het om deze negatieve effec ten, dat velen zich afvragen waarom Nederland in Brussel toch volhardt in pleidooien voor een dergelijk marktge richt beleid. Ik kan mij die vraagtekens voorstellen. Toch rest ons mijns inziens geen ande re keus. Het alternatief is immers kwan titatieve produktiebeheersing. Hiermee is - zoals u allen weet - in Europa er varing opgedaan bij zuivel en suiker. De komende jaren zal voorts ervaring wor den opgedaan met het braakleggen van landbouwgronden (set-aside). In zekere zin ook een vorm van kwantitatieve pro duktiebeheersing. Zeker wanneer deze onverhoopt een verplicht karakter zou krijgen. Voor het oplossen van acute overschot problemen kan dit type beleid op korte termijn zéér geschikt zijn. Voldoende mogelijkheden tot controle op naleving van de regelingen is echter wel een voorwaarde voor slagen. Of op de lange duur de sectoren die het aan gaat met dit beleid geholpen zijn, valt te betwijfelen. Beperking van de produktie voor één produkt heeft bij voortgaande produktiviteitsstijging tot gevolg dat de vrijkomende produktiecapaciteit in een andere richting kan worden gebruikt. Zo zagen we in het verleden bijvoor beeld bij suiker, dat bij gelijkblijvende quota ieder jaar ongeveer 1,5% van het areaal een andere bestemming kreeg. Ook de superheffing bij melk laat zien, dat vrijkomende grond, kapitaal en ar beid voor andere produkten worden in gezet. Het eindresultaat is dat voor deze an dere produkten dezelfde problemen ontstaan die zich eerst bij de gequo teerde produkten voordeden. Deze problemen moeten op hun beurt opgelost worden door kwantitatieve produktiebeheersing of prijsaanpas sing. Dit proces eindigt pas op het mo ment, dat uiteindelijk voor één of meer produkten toch is gekozen voor een prijsverlaging. Of op het moment dat de totale produktiecapaciteit is terugge bracht door onttrekking van arbeid, ka pitaal en grond. Inkomensontwikkeling beter gewaarborgd door marktconform beleid Thans lijkt het er een beetje op, dat producenten van een gequoteerd pro dukt als melk er goed voor staan. De inkomensontwikkeling van de laatste twee jaar geeft onmiskenbaar een posi tief beeld. Toch zijn er weinig redenen om te veronderstellen, dat met het sys teem van de superheffing een positieve inkomensontwikkeling beter gewaar borgd is, dan met een meer marktcon form beleid. Zeker op de wat langere termijn is dat niet het geval. Zo zullen door de hogere garantieprijs de produk tierechten een niet onaanzienlijke waarde krijgen. Deze zal uiteindelijk een deel gaan uit maken van het vermogensbeslag van de producent en daarmee gaan beho ren tot de vaste kosten. Die als gevolg daarvan zullen toenemen. We zien deze ontwikkeling nu al in de Nederlandse melkveehouderij. Aan de andere kant is niet te verwachten, dat gequoteerde produkten kunnen ontko men aan prijsaanpassingen. Zonder een marktconform prijsbeleid prijzen de gequoteerde produkten zich immers uit de markt ten gunste van lager geprijsde produkten. In de melkveehouderij bij voorbeeld is een afname van de vraag naar zuivelprodukten ten gunste van plantaardige produkten verre van denk beeldig. Een ander sprekend voorbeeld betreft de positie van suiker ten opzichte van aspartaam. Bescherming van produk ten en producenten kan nooit zover gaan, dat afnemers gedwongen wor den relatief te duur aangeboden pro dukten te kopen. De landbouw moet voorkomen in een isolement te geraken; los van de eco nomische realiteit. Tijdelijke persoonsgebonden inkomenssteun bespreekbaar Uiteindelijk betekent een en ander, dat een keuze tussen prijsverlaging en quo tering voor de inkomensontwikkeling op de wat langere termijn geen fundamen teel verschillende uitkomsten te zien zal geven. Hoogstens is sprake van een verschillende fasering in de ontwik keling. Ik zei zojuist dat prijsverlaging liquidi- teits- en solvabiliteitsproblemen kan meebrengen; juist op bedrijven die op

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1988 | | pagina 7