Beschermingsconstructies tegen vijandige overnames Het rapport Van der Grinten en de reactie van de Vereniging voor de Effectenhandel Rapport Van der Grinten Eind 1986 stelde het beursbestuur een commissie in onder leiding van prof. mr. W. C. L. van der Grinten. De commissie kreeg tot taak de bestaande bescher mingsconstructies te inventariseren bij de aan de beurs genoteerde vennoot schappen. Ook werd de commissie ge vraagd aandacht te besteden aan het verschijnsel waarbij vennootschappen meerdere beschermingsvoorzieningen tegelijk kenden. Vooral deze cumulatie van bescher mingsmaatregelen - zo meende de Vereniging voor de Effectenhandel - zou aan banden gelegd moeten wor den, omdat daar een overdrijving in schuil gaat die noch geboden noch wenselijk is. Een jaar later komt de commissie met haar eindrapport. In haar slotbeschou wing zegt zij: De verantwoordelijkheid voor het instellen of aanvaarden van beschermingsconstructies ligt primair bij het bestuur en de aandeelhouders vergadering van de genoteerde ven nootschap. De Vereniging heeft in deze een beperkte taak. Het is veeleer de rechter - nu de wetgever dit onderwerp niet expliciet heeft geregeld - die moet uitmaken of een bestuursonvriendelijk bod op aandelen onder omstandighe den aanvaardbaar is. Voorts merkte zij op dat de bestaande constructies geen van alle een bestuursonvriendelijk bod op aandelen of certificaten van aande len onmogelijk maakt. In de Vereniging wordt hierover echter geheel anders gedacht. De voorzitter kondigt dan ook aan dat de Vereniging de opeenstapeling van beschermingsmaatregelen in de toe- Mr. drs. H. de Groot Universitair Hoofddocent Universi teit van Amsterdam komst nog slechts beperkt zal toelaten, omdat naar zijn opvatting in deze de balans te ver is doorgeslagen waardoor ook een vijandige overneming kan wor den tegengehouden, als deze wel in het belang van de vennootschap is. De tegenstelling tussen de commissie (of eigenlijk de meerderheid van de commissieleden) en de Vereniging roept de vragen op: Wanneer is een overname gewenst dan wel ongewenst en welke beschermingsconstructies zijn er zoal? Het overnemingsfenomeen Groeien om de concurrentie de baas te blijven is een veel gehoord devies in ondernemersland. Deze groei wordt ge realiseerd door een actief acquisitiebe leid. We hebben dan veelal te maken met grote conglomeraten van onderne mingen, concerns, die door overnemin gen van aanverwante bedrijven hun concurrentiepositie trachten te verster ken en daardoor de continuïteit van het concern als geheel trachten te waarbor gen. De overgenomen onderneming blijft voortbestaan als onderdeel van het concern en de synergetische krach ten moeten er voor zorgdragen dat het (nieuwe) geheel meer wordt dan de som der delen. Zo'n hergroepering van ondernemingen kan een versterking van ons ondernemingsgewijze produk- tiesysteem betekenen. Dergelijke over nemingen zal men dan ook niet als een schadelijk en dus ongewenst verschijn sel beschouwen. Geheel anders is het echter gesteld met overnames - zoals die zich in de Verenigde Staten hebben voorgedaan - waarbij wij te doen heb ben met zogenaamde 'asset stripping', d.w.z. ontmantelen van het bedrijf en verkopen van afgesplitste onderdelen. Deze 'raiders' bedreigen met hun stre ven naar korte termijnwinsten het voortbestaan van de bedrijven die zij overvallen. Het opkopen van de aande len van het over te nemen bedrijf ge schiedt bovendien in zo'n geval mees tal met geleend geld. Over het geleen de bedrag moet rente betaald worden. Veelal een hoge rente, omdat het be drijf van de overvaller niet veel zeker heid kan bieden. Gaat de overname strijd enige tijd in beslag nemen, dan komt de overvaller in financiële moei lijkheden door de hoge rente die ver goed moet worden. Het bedrijf dat de overname te duchten heeft, zal daarom vertragingstactieken lanceren ten einde de overval te doen mislukken. Bescher mingsmaatregelen zoals wij die kennen zijn in de Verenigde Staten niet geoor loofd, vandaar dat de bedreigde onder nemingen andere wapens tegen over vallers hebben moeten smeden. Zo kent men daar de zogenaamde 'poison pill' (het bedreigde bedrijf gaat over tot het opkopen van een of meer onaan trekkelijke bedrijven), de zogenaamde 'crown jewel' constructie (het verlenen van opties aan bevriende relaties om in geval van een dreigende overname winstgevende onderdelen van het con cern te mogen overnemen) en het op kopen van de eigen aandelen met be hulp van daartoe geleend geld. Het zal duidelijk zijn dat deze kant van de 'overnemingsmedaille' minder ge wenst is: het bedrijf verzwakt zichzelf of wordt gedwongen zijn financiële midde len aan te wenden om zich tegen een ongewenste overval te wapenen in plaats van deze te kunnen gebruiken voor nieuwe ontwikkelingen en investe ringen. Dergelijke overvallen op gfote schaal toegepast, zouden zelfs een di rect gevaar voor ons ondernemingsge wijs produktiesysteem betekenen. Hoe echter de acceptabele overval te onderscheiden van de schadelijke. De ware intenties van de overvallers zullen niet altijd bij voorbaat duidelijk zijn. De voorstanders van beschermings constructies benadrukken dat deze de onderhandelingspositie van het bestuur van de bedreigde onderneming verster ken, hetgeen mede in het belang van de aandeelhouders van dit bedrijf is. Hun kansen op een hoger bod op hun aandelen stijgen hierdoor, is hun rede-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1988 | | pagina 31