at ons bezighoudt...
Braks: Landbouwbeleid
Totaalconcept
oudedagsvoorziening
De voltooiing van de interne markt
dwingt de Europese Gemeenschap de
hervormingen van het Gemeenschap
pelijk landbouwbeleid te leiden via een
aanpassing van de prijzen. Dit hield de
minister van Landbouw en Visserij ir. G.
J. M. Braks zijn gehoor voor op de Al
gemene Ledenvergadering van de Ra-
bobankorganisatie.
Landenquota leiden tot nieuwe grenzen
en beperken de concurrentie in Euro
pees verband. De minister stelde dat op
langere termijn de keuze tussen kwanti
tatieve produktiebeperking en prijsver-
laging geen fundamenteel verschillende
uitkomsten te zien zal geven.
De minister heeft naar onze mening ge
lijk in zijn keuze voor een restrictief
prijsbeleid. De keuze tussen kwantita
tieve produktiebeperking en prijsverla
ging leidt echter wel tot fundamentele
verschillen, zij het dan niet in het prijs
niveau. Kiezen voor produktiebeperking
heeft - naast effecten op het prijs
niveau - ook invloed op de ontwikkeling
van de structuur van de landbouw. Zo
heeft de structuur van de Nederlandse
melkveehouderij zich onder de super
heffing slechter ontwikkeld dan in de
ons omringende landen. De concurren-
j tiepositie van onze melkveehouderij is
daardoor verslechterd. Dat de keuze
tussen de beide instrumenten wel de
gelijk tot fundamentele verschillen leidt,
heeft onze landbouw dus aan den lijve
i ondervonden. Dit maakt de noodzaak
om een marktgericht prijsbeleid te voe-
ren nog eens extra duidelijk.
De heer Braks ziet in dat de uit het
marktgerichte prijsbeleid voortvloeiende
prijsverlagingen hier en daar kunnen
leiden tot liquiditeits- en solvabiliteits-
problemen op bedrijven die op zich le
vensvatbaar zijn. Tijdelijke persoonsge
bonden inkomenssteun in Europees
verband is volgens hem dan ook zeker
bespreekbaar. Alvorens een nationale
vertaling van een dergelijke steun kan
plaatsvinden, wil hij eerst bekijken in
hoeverre bestaande instrumenten soe-
laas kunnen bieden. De minister wilde -
zoals hij het zelf zei - zeker in onze
kringen dan ook pleiten voor een nade
re bezinning op de rol van de banken in
2 dit verband. Opmerkelijk is het dat hij
op dat moment niet reageerde op het
initiatief van Rabobank Nederland om
in samenwerking met het Borgstellings
fonds te komen tot een garantieregeling
voor structurele liquiditeitstekorten bij
akkerbouwers. Een dergelijke regeling
leidt er immers toe dat op zich levens
vatbare bedrijven de huidige moeilijke
aanpassingsperiode kunnen overleven.
Het naderende 1992 vormde de rode
draad in de toespraak. De heer Braks
zei het met Wijffels eens te zijn dat
1992 ongetwijfeld voorbij zal komen,
maar dat niet precies te voorspellen is
wanneer dat zal zijn. Enerzijds denkt de
minister dat ook na 1992 het percenta
ge van export van Nederlandse agrari
sche produkten naar andere EG-landen
nauwelijks verder zal stijgen dan de
huidige 80%, anderzijds is hij van me
ning dat de agrarische sector de kan
sen moet grijpen die geboden worden
door de groei van de vraag. Een groei
die de minister verwacht als de interne
markt gerealiseerd is. De groei van de
vraag naar landbouwprodukten door de
voltooiing van de interne markt zal naar
onze inschatting echter beperkt zijn. De
vraag naar luxueuzere landbouwpro
dukten zal wellicht iets toenemen, maar
de vraag naar agrarische bulkproduk-
ten zal door de realisatie van de interne
markt niet of nauwelijks veranderen. De
voornaamste reden waarom de Neder
landse agrarische sector zich moet
voorbereiden op de komst van 1992 is
dat men zich moet wapenen tegen de
versterkte concurrentie van de andere
lidstaten.
Dat de Rabobankorganisatie grote be
zwaren heeft tegen de wijze waarop het
oudedagssparen in ons land is gere
geld, hebben we - ook in deze kolom
men - nooit onder stoelen of banken
gestoken. Datzelfde geldt voor de voor
stellen van het Ministerie van Financiën
die vorig jaar tot ons kwamen om het
systeem breed te herwaarderen. Ook in
kringen van verzekeraars en pensioen
fondsen wisten deze weinig waardering
op te wekken. Vervolgens werd het wat
stil rondom die Brede Herwaardering.
In eigen huis hebben we als Rabobank
organisatie echter niet stil gezeten.
Begin juni bij de Rabobank Lochem-
Barchem sneed mr. H. J. A. E. M. Kla-
renbeek, plaatsvervangend voorzitter
van de Hoofddirectie, het onderwerp
aan met een nieuw elan. En meer dan
dat.
'Wat ons betreft', aldus Klarenbeek,
'moet er op het gebied van de oude
dagsvoorziening in ons land het een en
ander veranderen. Maar ik meen ook
dat dit vanuit één totaalconcept dient te
geschieden en niet, zoals thans lijkt te
gaan gebeuren, fragmentarisch en on
gecoördineerd. Binnen de Rabobank is
daarover nagedacht. Wij hebben een
model ontwikkeld voor een nieuw stel
sel van oudedagsvoorzieningen.'
Het model dat Klarenbeek introduceer
de, is gebaseerd op drie leidende uit
gangspunten: gelijkheid tussen vragers,
gelijkheid tussen aanbieders en een
grote mate van flexibiliteit in oudedags-
produkten. Het houdt in grote lijnen in
dat elke belastingplichtige jaarlijks tot
een gelijk percentage van zijn inkomen
- 20 a 25% - fiscaal aftrekbaar voor
de oudedag moet kunnen sparen, dat
hij/zij dat moet kunnen bij een zelf te
kiezen financiële instelling en via zelf te
kiezen oudedagsprodukten en dat hij/zij
die voor later nog meer opzij wil leggen,
dat meerdere niet van de belasting af
moet kunnen trekken.
Het model gaat uit van een oudedags
voorziening die al naar gelang de per
soonlijke omstandigheden en voorkeu-
ren bestaat uit een drietal 'trappen'. De
eerste trap omvat het staatspensioen,
de AOW. De tweede trap bestaat uit het
aanvullend pensioen dat werknemers J
en zelfstandigen zelf verwerven via in
stellingen die bedrijfs- en beroepspen-
sioenen verzorgen. De derde trap om-
vat de benutting naar eigen keuze van
de fiscaal begunstigde ruimte tussen de
voornoemde 20 en 25% van het inko
men. Wie meer wil, mist daarvoor ver-
dere fiscale begunstiging.
Het model bergt een zo groot mogelijke j
gelijkheid op alle fronten in zich. Niet al
leen is het zo dat alle inkomenstrekkers J
naar verhouding van hun inkomen de
beschikking krijgen over een gelijke fis-
caal begunstigde ruimte, maar tevens
dient het aan banken te worden toege
staan om oudedagsprodukten te voe-
ren voor de tweede en de derde trap.
Voor de vragers van oudedagsproduk
ten betekent één en ander een ruimer
aanbod van keuzemogelijkheden.