f
dK®*1
'De kracht van onze organisatie is het lokale uitgangspunt. Dat ligt niet in Utrecht,
dat ligt bij de plaatselijke banken. Dat moet men goed weten.
tieve zin. Men komt nu met dingen
waar men vroeger niet zo gauw over
begon. Men is mondiger. Ook wat de
betrokkenheid bij onze kredietcoöpera
tie betreft, ben ik vol vertrouwen. Die
binding wordt slechts incidenteel door
broken. De concurrentie slaagt er hier
en daar in krenten uit de coöperatieve
pap te halen met inbraaktarieven.
Daarbij ben ik van mening dat ons dit
met goede directeuren die van hun be
stuur de vrijheid krijgen om echt te
bankieren, ook maar een hoogst enke
le keer hoeft te gebeuren. Het is sterk
bepalend hoe de aangesloten bank op
dit punt haar beleid toesnijdt. En dan
hoeft men niet bang te zijn van het co-
operatieve spoor af te dwalen! Maat
werk hoort daarbij.
Teruglopend langs dat coöperatieve
spoor, komt men onvermijdelijk
langs die historische wisselpost
waar twee sporen samenvloeien. De
naam Mertens is daar voor altijd aan
verbonden. Hoe heeft hij het ooit
aangedurfd om die fusie aan te pak
ken, zo n gigantische problematiek
los te maken?
'Ik weet niet of dat een kwestie van
durven is geweest. Je moet erin gelo
ven, je moet het zien ook! Ik kreeg
meer en meer contact met Utrecht om
dat beide organisaties bezig waren
met uitbreiding van het vestigingennet.
In iedere stad en vrijwel iedere nieuwe
wijk verscheen een Raiffeisenbank en
een Boerenleenbank. Dat vond ik dat
van meet af aan een hele vreemde si
tuatie. Maar beide organisaties waren
druk doende en er sterk bij betrokken.
Strijdvaardig. Er kwam een gezamen
lijke vestigingscommissie om het plaat
je in te vullen, maar het bleef toch een
beetje vliegen afvangen. Ik heb me
toen in een toespraak voor een verga
dering ergens in het land eens laten
ontvallen dat het op den duur wél
moest komen tot één organisatie. Die
tijd komt. betoogde ik. Dat las men in
Utrecht in Boer en Tuinder. In Eindho
ven was men bevreesd dat een sa
menwerking eigenlijk een overname
zou betekenen, omdat Utrecht zoveel
groter was. Ik maakte me daar echter
niet zoveel zorgen over, want voor mij
stond vast dat zoiets niet in de bedoe
ling van Utrecht lag. Hoe de samen
werking verder moest worden gereali
seerd, wist ik toen ook niet. In januari
1970 ben ik met mijn Utrechtse tegen
hanger Verhage om de tafel gaan zit
ten om te kijken hoever we zouden ko
men. In dat gesprek zijn we het wat de
hoofdlijnen betreft eigenlijk samen
eens geworden. Hoe het precies in het
vat gegoten moest worden, zouden we
wel zien - maar er moesten stappen
gezet worden! Een moeilijk stadium,
want nu moesten we onze beide orga
nisaties zien mee te krijgen. Aanvan
kelijk was het Eindhovense bestuur er
misschien minder voor geporteerd dan
het Utrechtse. In Utrecht dacht men
dat de Eindhovense plaatselijke ban
ken niets te vertellen hadden en in
Eindhoven dacht men dat de Utrechtse
Centrale Bank niets te vertellen had.
Hadden hij en Verhage meteen al een
idee over hoe het worden moest?
'Hoe het er precies moest gaan uit
zien, wisten we niet. De totale uitwer
king heeft nog jaren geduurd. Van be
lang was de wilsovereenstemming om
als Centrale Banken samen te werken.
De eerste stap was de oprichting van
een nieuwe Centrale Bank: De Coöpe
ratieve Centrale Raiffeisen-Boeren-
leenbank. Het begin van een lang pro
ces, dat in z'n details niet te overzien
was. Je was er wel dag en nacht mee
bezig. Achteraf denk ik wel: het was
toch niet zo eenvoudig. Maar het
stond voor mij vast dat het de enige
goede weg was. En dat gevoel moes
ten we zien over te brengen op de
mensen.
Was het zonder een man als Verhage
ooit gelukt?
'Nou???... Het was wel gebeurd na
tuurlijk. Dan waren er wel anderen op
gestaan. Zoiets komt als de tijd rijp is
en dan lukt het. Ik denk dat het niet zo
aan personen gebonden is. Maar Ver
hage en ik vertrouwden elkaar. Dat
was wel een absolute vereiste. Geen
handigheidjes, met open kaart en de
wil om alle zeilen bij te zetten. Dan
durf je zo'n gedachte aan. Met het vas
te geloof en vertrouwen dat het alle
maal goed uit zal gaan pakken.
Er staan opnieuw geweldige ontwik
kelingen voor de coöperatieve deur.
Ziet hij in Europees verband een
nieuwe fusieproblematiek opdoemen
die nog vele malen groter zal zijn?
'Niet direct. De mogelijkheid bestaat
dat er fusies kunnen gaan plaatsvin
den. Maar coöperatieve banken als de
Franse Credit Agricole met de Duitse
DG-Bank, dat zie ik nog niet gebeu
ren. Rabo en Cera zou misschien nog
kunnen. Persoonlijk denk ik veel meer
aan een coöperatieve Europese bank.
Een centrale bank van de landelijke
centrale banken. Een soort drei-stu-
fen-systeem dus. Landelijk werkt dat
niet, maar op Europees nivo kan het
volgens mij. Zo'n derde trap zou be
paalde taken kunnen gaan vervullen.
Dat lijkt ook nog niet zo eenvoudig
te realiseren.
'Als de wil er is, zou men eruit kunnen
komen. Ik zou het model zo niet kun
nen leveren, maar met de nodige in
spanning zou er inderdaad een coöpe
ratieve bank kunnen komen op Euro
pees nivo. Het is nog prematuur om
daar nu in al te concrete termen over
te denken. Maar er worden zaken be
studeerd en er komen rapporten aan.
En het gaat een keer gebeuren, dat
staat voor mij wel vast! Die dingen hou
je niet tegen, dat gaat door.
Zal de Rabobank zich goed kunnen
handhaven in dergelijke internatio
nale coöperatieve verbanden?
'Willen de Europese coöperatieve ban
ken meespelen in het totale wereldge
beuren dat zich aftekent dan kunnen
ze niet alleen blijven opereren. Zelfs
de zeer grote als Credit Agricole en de
DG-Bank niet. Als deze banken zo ge-