bij de meeste leden/ondernemers van
de Rabobank het geval is. Hij is een
van die particuliere leden, die de Ra-
bobank graag in haar gelederen heeft:
met een brede maatschappelijke kijk
en gevoel voor ondernemen. Daarbij
heeft Ammerlaan een uitgesproken be-
langstelling voor het tuindersvak, over
gehouden uit het verleden, toen hij als
kind van een 'niet-agrarisch' gezin aan j
de rand van Venlo woonde en veel
vrije uren bij de (in die tijd nog 'koude')
tuinders doorbracht. Toen hij zo'n 15
jaar geleden eens blijk gaf belangstel-
ling voor het coöperatief bankieren te j
hebben, was dat aanleiding om hem
uit te nodigen voor het lidmaatschap
van de raad van toezicht. Na enkele
'promoties' werd hij benoemd tot voor
zitter van het bestuur van de plaatselij
ke bank.
Wat later dan gepland arriveerde de
Venlose afvaardiging op 2 juni ter ver
gadering. Het bleek die dag een 'Duit
se zondag' te zijn, hetgeen tot een gro
te invasie van oosterburen - ook zij
wachten 1992 niet af - en dientenge
volge congesties in het verkeer leidde. J
Het eerste deel van de inleiding van de
voorzitter van de Raad van Beheer
hebben de Venlose heren en dame(!)
moeten missen. Enfin, het maandblad
j zal dat manco voor de laatkomers en
I niet te vergeten de thuisblijvers onder
vangen.
De toespraken zijn overigens aan Am-
j merlaan wel besteed. 'Wat me frap-
I peert, is de zelfbewuste houding van
onze organisatie, die uit de voordrach
ten spreekt: meer nog dan in voor
gaande jaren. Ik ben daar erg tevreden
over', geeft hij als zijn commentaar.
'Dat komt ook tot uitdrukking in onze
versterkte internationale activiteiten:
op eigen kracht gaan we onze positie
in het buitenland versterken. Ons - als
Venlose bank - spreekt dat erg aan.
We zien bijvoorbeeld dat nu al een
deel van de produktie van de Noord
limburgse tuinders naar de veiling in
Straelen, 3 km over de grens, wordt af-
j gevoerd. Als Rabobank hebben we
daar tot nu toe nog weinig vat op.
'Tegelijkertijd zijn we in overleg met
onze zusterorganisaties, een goede j
zaak. Voor alles moeten we er echter
voor zorgen, dat onze positie sterk en
krachtig is. In de toespraak van Wijf
fels viel mij trouwens op dat de ontwik
keling van de kredietverlening buiten
de agrarische sector zo'n vlucht geno
men heeft.
De lof voor de inleiders verhindert de
heer Ammerlaan niet een nuancering
aan te brengen. 'De rol van de particu
liere cliënten vind ik eigenlijk wat on
dergewaardeerd. Zij vormen de belang
rijkste bron van de middelen voor ons
kernbedrijf en dat moet zo blijven. Als
je aanvullende middelen op de geld
en kapitaalmarkt betrekt, zal je in de
regel duurder moeten inkopen. De
spaarder zit nota bene vlak voor onze
neus. Akkoord, je zal hem soms wat
tegemoet moeten komen, maar hij blijft
voor ons van groot belang!'
Tijdens de lunchpauze kijkt de Venlose
delegatie uitgebreid rond op de leven
dige informatiebeurs. VeeI belangstel
ling ondervindt daarbij de stand, waar
in het telebankieren levensecht wordt
gedemonstreerd. Ammerlaan: 'Van die
ontwikkeling verwacht ik heel veel, ook
voor de kleinere ondernemer. Ver
plaats je maar in zijn situatie: pas 's
avonds heb je de rust om je bankza
ken af te doen. Dan is telebankieren
ideaal om iedere dag je bancaire admi
nistratie volledig af te kunnen wikke
len.'
Het tuinbouwgebied rond Venlo maakt
een dynamische ontwikkeling door. De
aanbevelingen van de gastspreker,
landbouwminister Braks worden er vol
op gepraktiseerd: innovatie op basis
van consumentenbehoeften. 'Met
name de laatste jaren is het aanbod
van bloemen, planten en vooral groen
ten enorm verbreed. Vleestomaten -
nu al zo'n 30% van onze tomatenaan-
voer - sherrytomaatjes, aubergines,
diverse soorten paprika's: kwaliteits-
produkten waarmee we ook in een ver
enigd Europa de concurrentie met de
zuidelijke landen volledig aankunnen.
Dat is mogelijk dank zij de moderne
bedrijven met een redelijke schaal
grootte. Als ik relaties uit Amerika, Ja
pan of Australië te gast heb, leid ik hen
wel eens op zo'n bedrijf rond. Ze zijn
dan steeds weer overrompeld door de
hoge graad van mechanisering en au
tomatisering, die onze Nederlandse
tuinbouw kenmerkt.
Omstreeks halfvier wordt de thuisreis
aanvaard. Gezamenlijk reist het gezel
schap zuidwaarts. In Arnhem of Nijme
gen zal bij een etablissement aange
legd worden om een stukje te eten en
na te praten. Aan thuis hadden ze al
laten weten, dat er met het avondeten
niet op hen gerekend hoefde te wor
den.
PdMM
Vervolg van pagina 9
atieterrein. Van het landbouwareaal is
ongeveer 85 procent in gebruik voor de
voortbrenging van de zogenaamde gro
te Europese produkten, te weten graan,
melk, rundvlees en suiker.
Op de overige 15 procent worden de
zogenaamde vrije produkten geteeld.
Dat zijn overigens in economisch op
zicht wel zeer belangrijke produkten.
Ik zei reeds, dat 60 procent van het
agrarisch inkomen wordt gegenereerd
uit produkten, waarvan de prijsvorming
niet of nauwelijks afhankelijk is van het
De landbouw kan zich niet
permitteren om zelfs maar de
geringste mogelijkheden, die
zich op het terrein van de
agrificatie kunnnen voordoen,
te laten liggen.
EG-markt- en prijsbeleid. Uit actuele
LEI-cijfers blijkt dat het economisch be
lang van deze vrije produkten nog toe
neemt. Ook in een recente Rabo-publi-
katie werd op deze trend gewezen.
Veranderingen in ruimtebeslag
Met de cijfers over het actuele ruimte
beslag is tevens de speelruimte voor
mogelijke veranderingen aangegeven.
De verwachting is, dat als gevolg van
een meer marktgericht beleid de be- j
langstelling voor de vrije produkten toe-
neemt. Ik noem in dit verband onder
meer de vollegrondstuinbouw, de
bloembollen en de aardappelen. Echter
een verschuiving van 15 procent zou al
een verdubbeling van het ruimtebeslag
in deze sectoren met zich meebrengen.
Het is niet reëel te veronderstellen dat
haar afzetmarkten een dergelijke groei
kunnen verwerken.
Ook uit oogpunt van gerechtvaardigde j
belangen van zittende producenten in
deze sectoren zijn dergelijke omscha
kelingen ongewenst. Daar komt nog
eens bij, dat door de mestwetgeving de j
startmogelijkheden in de intensieve
veehouderij bijna gefixeerd zijn. Een
verschuiving van enige betekenis van
landbouwareaal naar de bestemming j
bos, recreatieterrein of natuurgebied is
ook niet te verwachten. Ook hier zou
een verschuiving van 15 procent een
verdubbeling betekenen van het huidi-
ge areaal. Gezien het maatschappelij-
ke nut van deze functies zou daar op
zichzelf niets op tegen zijn.
Echter, de huidige prioriteitsstelling ten
aanzien van de besteding van de be
perkte overheidsmiddelen maakt een J
dergelijke verschuiving niet erg waar
schijnlijk. Zeker niet op korte termijn.
Wel verwacht ik enige groei van de
bosbouw. Wellicht wordt het namelijk
voor een aantal akkerbouwers aantrek-