Deltaplan voor de distributie Nederland Distributieland Nederland is van oudsher een handelsnatie. In de Gouden Eeuw was onze toenmalige welvaart vooreen groot deel te danken aan de handels activiteiten van onder meer de Verenigde Oostindische Compagnie. Het was de gunstige ligging van ons land in combinatie met de Hollandse koopmansgeest die destijds bijdroegen aan het succes. In feite is in de Gouden Eeuw de kiem gelegd voor wat we vandaag de dag Nederland Distributieland noemen. In dit artikel zal allereerst worden ingegaan op de betekenis van distribu tie voor onze economie. Daaruit zal blijken dat we nog steeds de naam Nederland Distributieland verdienen. Tegelijkertijd echter zijn er allerlei bedreigingen die deze positie niet onberoerd zullen laten. Immers de rela tieve betekenis van vaarwegen in de internationale handel neemt af, waar door de vanzelfsprekendheid waarmee de goederenstromen via ons land lopen minder wordt. Bovendien wordt informatie een steeds belangrijker produkt in de toekomst. Dit vergt een geheel andere aanpak en infrastruc tuur. Ter afsluiting van dit artikel zal daarom een aantal aanbevelingen worden gedaan die kunnen bijdragen aan het veiligstellen van de toe komst van Nederland als Distributieland. nder fysieke distributie wordt verstaan de goederenstroom van leverancier naar afne mer. Daarbij horen activitei ten als vervoer, opslag, ex peditie en communicatie. In deze zin omschreven neemt Nederland in West-Europa een toonaangevende positie in als dis- tributiegebied en als draaischijf voor de internationale goederenstroom over de weg, het water en door de lucht. Jaar lijks wordt ongeveer 100 miljoen ton aan goederen via ons land vervoerd naar andere landen. De omvang van deze goederenstroom fluctueert sterk met de economische ontwikkelingen (zie figuur op pag. 13). De neergaande conjunctuur uit het begin van de jaren '80 weerspiegelde zich in een daling van de transitohandel met ruim 13%. Ook de stagnatie van de economische groei in 1987 blijkt duidelijk uit het door gaande goederenverkeer. Het transitoverkeer draagt in hoge mate bij aan ons nationale inkomen, de werk gelegenheid en het overschot op onze betalingsbalans. Aan toegevoegde waarde genereert de sector een bedrag van ruim f 26 miljard per jaar, terwijl de jaarlijkse bijdrage aan de handelsba lans becijferd kan worden op f 8 a 9 mil jard. Blijkens een McKinsey rapport uit 1984 wordt aan elke zeecontainer met vracht die via Nederland wordt getranspor teerd ruim f 700 verdiend. Aan elke ton luchtvracht via Schiphol zelfs meer dan f 3 000. Hetzelfde onderzoek onder streept ook de grote economische waarde en de uitstralingseffecten van de vestiging van distributiecentra in ons land. Het blijkt, dat de oorspronkelijk geïnvesteerde bedragen in grond, ge bouwen, en dergelijke, in waarde wor den overtroffen door de positieve effec ten op de directe werkgelegenheid en de daaraan gerelateerde activiteiten in de transport- en distributiesector. Bo vendien staan de investeringsbeslissin gen door buitenlandse ondernemingen in distributiecentra bijna nooit op zich zelf. Ze gaan vrijwel altijd samen met investeringen in andere activiteiten, die daarmee ten goede komen aan de Ne derlandse economie. Bij deze en ande re activiteiten valt te denken aan pro- duktie, verkoop en een Europees hoofdkantoor. Bedrijfstak In het transitoverkeer zijn vooral de bin nenvaart, kleine handelsvaart, wegtran sport en natuurlijk expediteurs actief. De binnenscheepvaart neemt daarbij de bulk van het vervoer voor haar reke ning: 60% van de goederen wordt via binnenschepen afgevoerd. De kleine handelsvaart neemt ongeveer een kwart van de afvoer van transitogoede ren op zich. Het wegvervoer tenslotte is goed voor 7%. De expediteur vervult bij dit alles de rol van administratief-orga- nisatorische wegbereider. Het internati onale vervoer loopt nog steeds door een doolhof van voorschriften, formali teiten en bepalingen. De expediteur weet in deze doolhof de weg. In totaal kan het aantal bedrijven in het transito verkeer op zo'n 10 000 worden ge schat. De financiële resultaten van de bedrij ven in de vervoersbranche verschillen sterk. Ondanks een verbetering de laat ste jaren is de binnenscheepvaart nog steeds een bedrijfseconomisch verlies gevende bedrijfstak. Zo bedraagt het negatieve resultaat van schepen van 400 tot 600 ton op jaarbasis bijna f 80 000. Daarin is wel het gewaar deerd ondernemersinkomen meege teld. Voor aftrek van deze onderne mersvergoeding is het bedrijfsresultaat marginaal positief. Door beperking van privé-opnamen is de schipper vaak toch in staat zijn schip in de vaart te houden. Een structurele overcapaciteit in het aanbod van scheepsruimte is de voornaamste oorzaak van de slechte resultaten. Met hetzelfde euvel kampt COROOS

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1988 | | pagina 12