1
0
1983
1984
1985
1986
1987
1988
De kasreserve
Binnenlandse geld- en kapitaalmarktrente
10
Kapitaalmarktrente
Geldmarktrente
3
2
Renteverschil
De grafiek laat zien dat na een jarenlange geleidelijke daling van het verschil tus
sen de kapitaalmarktrente en de geldmarktrente, er sinds 1987 weer van een toe
nemend verschil sprake is. Aanvankelijk omdat de lange rente steeg, later doordat
de korte rente meer daalde dan de lange rente. Dit was mogelijk door de relatief
sterker geworden positie van de gulden. De Nederlandsche Bank wil vermijden
dat in de komende jaren weer een terugval in het renteverschil optreedt.
nalen aan de markt af te geven. De re
den daarvoor is dat de toezichthoudster
een voldoende groot verschil tussen de
korte en lange rente wil handhaven.
Daardoor wordt immers het aanhouden
van kort geld relatief minder aantrekke
lijk, waardoor de geldhoeveelheid beter
in bedwang kan worden gehouden.
Bankpresident Duisenberg formuleerde
het (op de Dag van het Aandeel) als
volgt: 'Onze intentie is door interventies
in de markt voor staatsobligaties te
proberen een zodanig verschil tussen
korte en lange rente te doen ontstaan
of te handhaven, dat de binnenlandse
besparingen zonder vertekening door
binnenlandse geldcreatie in de kapitaal
markt worden belegd. Aldus wordt
tevens voorkomen dat de binnenlandse
liquiditeitenmassa te veel groei-im-
pulsen krijgt door een rentestructuur die
daartoe wellicht zou uitnodigen'.
Duidelijk is de parallel met het instru
ment van de directe kredietbeperking,
waarmee immers werd beoogd dat
banken hun kredietverlening zoveel
mogelijk met lange middelen zouden fi
nancieren.
Het nieuwe aanvullende instrument van
de Nederlandsche Bank heeft uiteraard
zijn beperkingen, omdat via signalen de
marktrente niet structureel in een
bepaalde richting kan worden geduwd
of gehandhaafd. Maar ongetwijfeld
zullen zich momenten voordoen, waar
op een beslissend stootje in de door de
Nederlandsche Bank gewenste richting
een meer dan incidenteel effect heeft.
Overigens zal na verkopen de porte
feuille opnieuw moeten worden opge
bouwd; dat zal dan via een geleidelijk
proces moeten gebeuren, terwijl
verkopen uiteraard door omvangrijker
bedragen worden gekenmerkt en
wellicht met publiciteit omgeven zullen
zijn.
Het is niet de bedoeling dat de Neder
landsche Bank de overheid financiert
door aankopen van overheidspapier.
Zonder aanvullende maatregelen zou
de aankoop van staatsobligaties door
de centrale bank geldcreatie beteke
nen. Om dat effect te voorkomen, zal
de opbrengst door de Schatkist worden
aangewend voor de aflossing van ver
vallend schatkistpapier. Dit betekent dat
tegenover de toeneming van de lange
schuld een evengrote afname van de
korte of vlottende schuld staat, zodat
de opbouw van de portefeuille staats
obligaties geschiedt op monetair neu
trale wijze.
Het aflossen van schatkistpapier, dat
vooral in handen van banken is, leidt tot
een verruiming van de geldmarkt. Im
mers, de banken komen dan ruimer bij
kas te zitten en behoeven daardoor een
minder groot beroep op de kredietfa
ciliteiten van de Nederlandsche Bank te
doen. Ook andere ontwikkelingen, die
hier niet verder besproken worden, lei
den in de komende jaren tot een ver
ruiming van de geldmarkt. Het ziet er
met andere woorden naar uit, dat de
geldmarkttekorten geleidelijk kleiner
worden en er zelfs geldmarktoverschot
ten kunnen optreden.
Als we in dit verband nog weer eens
terugdenken aan wat we eerder
schreven over het kleine monetaire
beleid, dan wordt een probleem zicht
baar. Immers, bij kleine geldmarkt
tekorten of bij overschotten kan de
toezichthoudster haar greep op de
geldmarkt verliezen en zodoende ern
stig worden belemmerd in het voeren
van een wisselkoersbeleid. De Neder
landsche Bank heeft met het oog
daarop besloten om in dergelijke situ
aties een kasreserve in te stellen. De
banken worden dan verplicht een zo
danig tegoed bij de Nederlandsche
Bank aan te houden, dat zij in onver
minderde mate afhankelijk blijven van
de kredietfaciliteiten van de centrale
bank. Over deze kasreserve zal de
Nederlandsche Bank een rente vergoe
den.
Verschoven accenten
De onderverdeling in groot en klein
monetair beleid, zoals in het begin van
dit artikel aangegeven, hield traditioneel
ook een onderverdeling in hoeveel
heids- en rentebeleid in. Het (voorlopig)
op een zijspoor zetten van het starre en
weinig marktconforme kredietbeper-
kingssysteem, alsmede de invoering
van het openmarktbeleid, betekent fei
telijk dat thans alleen nog sprake is van
een rentebeleid. Wel kan de Neder
landsche Bank op grond van monetaire
ontwikkelingen desgewenst snel weer
overgaan tot de invoering van enigerlei
vorm van kredietbeperking. Met andere
woorden het hoeveelheidsbeleid is niet
echt uitgerangeerd.
Op de geldmarkt kenden we in ons land
al lange tijd een rentebeleid, in het ka
der van de doelstelling de gulden zo
nauw mogelijk te doen aansluiten bij de
mark. Nu zullen we binnenkort gecon
fronteerd worden met rentebeleid op de
kapitaalmarkt, via de voor ons land
nieuwe openmarktpolitiek, met name
om zodoende het verschil tussen lange
en korte rente voldoende groot te
houden.
In een wereld van liberalisatie van kapi
taalmarkten, Europese integratie, en
afnemende regelgeving is de keuze
van de Nederlandsche Bank voor een
nieuw aanvullend, meer marktconform
instrument bij het monetaire beleid
alleszins logisch. De toezichthoudster
heeft haar beleid terecht aangepast
aan de zich wijzigende omstandighe
den.