Met minder steun, trekkracht
toekomst behouden
De tijd van investeringssubsidies voor het
bedrijfsleven lijkt definitief afgesloten. De WIR
heeft zijn functie goed, volgens degenen die op
de uitgaven van de schatkist letten té goed, ver
richt. De land- en tuinbouwbedrijven zullen de
investeringen in de toekomst uit eigen bronnen
moeten betalen. Om die bronnen op peil te
houden, gaan nieuwe belastingregimes gelden:
lagere vennootschapsbelasting en aangepaste
tarieven van inkomstenbelasting.
Compensatie voor inlevering
Uit de vele commentaren kan worden opgemaakt dat
voor de land- en tuinbouw deze koersverlegging iets
te vroeg is gekomen. In de agrarische sector is de in
vesteringsactiviteit hoog in verhouding tot de inko
mens. De landbouw neemt 10% van de totale Neder
landse investeringen voor zijn rekening, terwijl het
aandeel van deze sector in het nationaal inkomen
minder dan 5% bedraagt. Een overstap van over
heidssubsidies gericht op investeringen naar lasten
verlichting richting inkomens of winsten is voor de
landbouw dus minder voordelig.
Juist nu de landbouw in een aanpassingsproces zit,
zijn belangrijke investeringen nodig. De mestproble
matiek in de veehouderij en de zorg voor het milieu in
de akkerbouw en de tuinbouw vragen grote investe
ringen. De druk op de prijzen vanuit Brussel maakt
kostenbesparing noodzakelijk, waarbij investeringen
niet gemist kunnen worden. Ook zijn er bedrijven die
Ir. J. H. Egberink
overschakelen op nieuwe teelten, hetgeen soms gro
te aanloopinvesteringen nodig maakt. Een voorbeeld
daarvan is het plan van een aantal Zeeuwse akker
bouwers om over te schakelen op de hazelnotenteelt.
Niet alleen zijn daarvoor bomen nodig die de eerste 3
a 4 jaar geen opbrengst leveren. Er zijn andere werk
tuigen, oogstmachines. opslagvoorzieningen en
schoonmaakinstallaties bij nodig. Zo zijn er meer
voorbeelden te geven van nieuwe aanpassingen
waarbij investeringen een grote rol spelen.
Het is dan ook begrijpelijk dat de landbouworganisa
ties de regering en de verschillende fracties in de
Tweede Kamer bestookt hebben met argumenten om
voor de land- en tuinbouw voldoende compensatie te
bieden. Niet alleen de beëindiging van de WIR-basis-
premie gaf aanleiding tot een landbouwcompensatie.
Ook de verhoging van het lage BTW-tarief met één
punt, zonder aanpassing voor het landbouwforfait,
een rekensysteem bij de BTW, vond plaats. Uiteinde
lijk bleek de politiek bereid f 100 miljoen op jaarbasis
beschikbaar te stellen specifiek voor de landbouw.
Voor nog een tweede f 100 miljoen per jaar werd een
krachtige aanbeveling gedaan, in de vorm van een
breedgesteunde motie van de Tweede Kamer. Niet zo
zeer de hoogte van het bedrag als wel de aandacht in
de politiek voor de landbouw is niet zonder betekenis.
Deze toezeggingen van extra steun, in plaats van de
vroegere faciliteiten, geven toch weer enige ruimte
voor nieuw beleid in de land- en tuinbouw. Dit beleid
wordt in de komende maanden inhoud gegeven. Zon
der twijfel zal in de compensatiemaatregelen de steun
aan investeringen niet geheel ontbreken. Binnen het
Landbouwschap en het Ministerie wordt wel gedacht
aan een soort 'landbouw-WIR'. Een gericht investe
ringsbeleid in de sfeer van milieu, mest en arbeids
omstandigheden. Zaken die op zich vaak niet renda
bel, maar uit algemeen oogpunt erg gewenst zijn. Het
is min of meer de afronding van een jaar lang druk op
'Den Haag' uitoefenen door de georganiseerde land
bouw. De vraag of de belangenbehartiging succesvol
was, zal in het najaar, wanneer in de boerenvergade-
ringen de strategie voor het komende jaar aan de
orde is, worden beantwoord. Voorlopig is er werk ge
noeg. Niet alleen op het land na de ongekend slappe,
natte winter. Ook achter de tafel om nieuwe initiatie
ven uit te werken, na te rekenen en te realiseren.
Zoals het versterken en het herstructureren van de
akkerbouw, het oplossen van het mestvraagstuk en
het verbeteren van de marktoriëntatie van produktie
en afzet.
Voorbereiden op 1992
Een nieuw elan voor de landbouw is meer dan nodig.
In 1992 wordt de EG een echte open markt met zo-